Ik slaap beroerd. Omdat ik elke nacht wakker word. Badend in het zweet en met hartkloppingen. Het is alsof iemand elke nacht – ik citeer – 'stiekem een tuinslang in m'n bed legt en de waterkraan opendraait'.
Ik klaag af en toe hevig over mijn maandelijkse ongemakken, maar verder gaat het prima. Dat kan ik niet zeggen van de meeste overgangsters over wie ik lees in het boek 'Vrouwen van ver, vrouwen in mijn hart'.
De media beïnvloeden ons meer dan we denken. Ze voeden ons met het idee dat alleen jong, fris, strak en mooi telt. En dat je dus uitgerangeerd raakt als je de overgangsleeftijd nadert en kraaienpootjes opduiken.
Mensen met wintertenen en snotneuzen vonden in de jaren tachtig soelaas bij 'Klazien uut Zalk'. Mede-overgangsters weten ongetwijfeld wie ik bedoel: de kruidenvrouw met haar wonderlijke huismiddeltjes.
Mijn lijf wordt ouder. Daar kan ik niet omheen. Broeken zonder achterzakken staan me niet meer, omdat mijn billen de strijd tegen de zwaartekracht inmiddels hebben opgegeven. Mijn krullenbos is ontembaar.
We hebben drie pubers in huis van 12, 14 en 46 jaar. Huh, 46?! Jazeker, want de overgang staat bekend als de tweede puberteit. Dus als er íemand is die een geheugen heeft als een lekke gieter, ben ik het.
'Volgens mij ga ik dementeren.' Hoe vaak ik die opmerking de laatste tijd niet hoor van vriendinnen. Een stotterend kortetermijngeheugen kan een symptoom zijn van de overgang. Dus troost je, het hoort erbij.
'Soms word ik ineens zo ongelofelijk pissig!' zegt ze. 'Dan erger ik me aan alles en iedereen en wil ik ongeremd schelden.' Verbaasd haal ik mijn wenkbrauwen op. Ik ken haar als iemand die niet snel kwaad is.
Het is half negen in de ochtend. Bijna tegelijkertijd rijden we met onze auto’s de parkeerplaats op vlak bij de christelijke zender Family 7. 'Hé, hoi', mompelen we redelijk duf tegen elkaar. Petra is om zes uur opgestaan.