Soms, als ik aan het wandelen ben, doe ik net alsof ik ergens anders ben. Alsof ik niet tussen dode bladeren in het bos struin of door straten met vervallen gebouwen slenter. Nee, dan bevind ik me in een stad waar alles volmaakt is.
Afsluiten wil ik me van de wereld, die steeds meer werelds wordt en minder mens. Maar al probeer ik te doen alsof er niets aan de hand is, ik kan er niet langer omheen: de aarde stevent af op zijn einde.
'God, ik wil graag een mooi leven, maar dan moet mama niet ziek zijn. Wilt U snel komen, want ik wil dat niemand meer sterft.' Ik denk vaak aan dit gebed terug. Ik had net gehoord dat de kanker uitgezaaid was.