‘Je bent een uniek schepsel.’ ‘Jouw talent is uitzonderlijk.’ ‘Dit is zo kenmerkend aan jou.’ Deze zinnen worden gebruikt om aan te geven dat je bijzonder bent. Iedereen is anders, niemand is zoals jij.
Twee kinderen op één slaapkamer. Die situatie ken ik van toen ik als kind samen met mijn jongere zus een kamer deelde. Of ik behoefte had aan een eigen plek weet ik niet meer zo goed.
Het is de tweede week van de vakantie en ik scroll wat op Instagram. Tussen de foto’s van kerst en nieuwjaar, feestoutfits en lekker eten zie ik vooral ook veel foto’s met een ander thema.
Thuis. Dat is een schone onderbroek. Of lezen in een spannend boek. Het zijn regels uit een lied dat bezingt dat thuis meer is dan een huis. Maar wanneer kun je die ’t’ voor ‘huis’ plaatsen?
Vraag maar raak. Het is een advies van de natuurkundige Einstein. Hij zei namelijk dat het belangrijk is om niet op te houden met vragen stellen. En inderdaad, door vragen te stellen, kom je veel te weten.
Daar zat ik, in een kerk in Frankrijk, met het zangboekje op schoot. De voorganger had het lied opgegeven dat me als kind al zo raakte. En ook deze keer gaf het me dat bijzondere gevoel.
Zondag rustdag? Ik ervaar dat soms heel anders. Met twee diensten en een lange reistijd naar de kerk moeten we de klok goed in de gaten houden. We hebben slechts een paar uur tot de volgende dienst.
We zaten in de auto; ik achter het stuur en de jongens op de achterbank. Zoals gebruikelijk kletsten we wat, stelde de oudste zijn vragen en legde ik dingen uit. En toen klonk het achter me: ‘Ik ben geen mens!’
‘Even wachten, hè? Pas oversteken als mama bij je is. Ja, ga maar. Nu even zoeken waar de lift is. O, daar, duw jij op het knopje? Nu moeten we wachten tot die beneden is.’ Even later: ‘Geef je fiets maar aan mama.’