Het leek een zebrapad als alle andere. Niets wees erop dat hier ongeveer vijfhonderd jaar geleden iets gruwelijks was gebeurd. Vanaf de trappen van de roomse kerk staarden we naar de mensen die nietsvermoedend overstaken.
Een tijdje geleden luisterde ik naar de radio. Er werd gesproken over de grootste flater in je leven. Mijn mondhoeken krulden omhoog toen ik weer dacht aan dat ene gênante moment, ongeveer zes jaar geleden.
Niet zo lang geleden zag ik een kruikje van glas, gevuld met kleine pareltjes. De parels stonden voor onze tranen die God zorgvuldig bewaart in Zijn kruik. Psalm 56 vertelt ons dat iedere traan kostbaar is voor God.
Elke ochtend was ik bang voor wat ik aan zou treffen. Zou er weer een molshoop bij zijn gekomen? Zwarte grote bulten grond ontsierden ons groene grasveld. IJverig schepte ik de grond weg alsof er niets gebeurd was.
Een geluid op de oprit trok mijn aandacht. Ik stond op en zag het busje met mijn pakket erin net wegrijden. Bah! Gelukkig stopte het busje iets verderop. Snel schoot ik een paar oude schoenen aan.
‘Moet je kijken!’ Een vriend wees omhoog. ‘Daar op die lamp.’ Ik liep naar de overkapping van onze blokhut toe, keek op en zag een kunstig gemaakt nestje, met klei vastgemaakt aan een balk van het dak.