Ik was juist melk aan het opwarmen in de afdelingskeuken op mijn werk, toen ik mijn telefoon hoorde schetteren. Meestal zet ik het geluid uit als ik aan het werk ga, maar blijkbaar was ik het deze keer vergeten.
De deur schraapt over de vloer als hij hem met zijn schouder openduwt. De geur van varkenslijven komt hem tegemoet. Hij kan er maar niet aan wennen. ‘Zo ben je ook niet opgevoed,’ zouden zijn tantes zeggen. ‘Onreine dieren.’
‘Kijk nou!’ Opgewonden wenk ik mijn zoontje om te komen kijken in de tuin. ‘Ik kan het niet zien,’ zegt hij, en hij klimt op een stapel stenen die nog in de tuin liggen. Meestal kan hij rekenen op een zuchtend hoofdschudden van mijn kant.
Ik zat op het aanrecht. Muziek aan, bakje koffie erbij en een cracker dik besmeerd met pasta. Het was bijna half elf. Een goed moment om even te pauzeren.
Ongeduldig trommel ik met mijn vingers op mijn bovenbeen, terwijl ik probeer mee te neuriën met het liedje op de radio. In rap tempo naderen we nu de Nederlandse grens. Ik weersta de verleiding om alvast op mijn mobiel te kijken.
Ook al was het nog middag, het was al aardig donker. Een koude wind woei door de straten. Ik hield de hand van mijn dochter stevig vast. Voor mij liep Frank met onze zoon op zijn schouders.
Eigenlijk zag ik het nogal hopeloos in. Een kaartje aan God schrijven. Met verjaardagfelicitaties? De beste wensen? Ruim tweeduizend jaar geleden is het nu. Een nieuw leven, een goddelijk Licht. Het Licht der Lichten.
‘Kleipotje, kleipotje!’ roepen mijn kinderen als ze bij mij in de auto zitten. Al bij jaar en dag zit dezelfde cd van Elly & Rikkert in de cd-speler, en met ‘kleipotje’ bedoelen ze het liedje van de pottenbakker.
Het was het gespreksonderwerp in de politiek van de week. Voltooid leven. Hulp bij zelfdoding als je je leven voltooid acht. Eigenlijk meng ik mij liever niet in deze discussie en niet omdat ik geen mening heb.