Ze zit op het randje van haar bed. Ze hijgt een beetje. ‘Gaat het?’ vraag ik, terwijl ik met mijn lampje op een punt achter haar schijn. Ze mompelt iets en kijkt me glazig aan. ‘U bent in het ziekenhuis.’
Het is met mijn schoonfamilie altijd lastig om iets te plannen met de kerstdagen. Het merendeel werkt in de zorg en daardoor wordt er ook met de feestdagen (verschillend) gewerkt.
We hebben weer een bewogen jaar achter de rug. Een jaar vol oorlog, geweld, leed, achterdocht. De 'wij-zij'-mentaliteit. En wat me het meest verbaasde waren al die muren die ineens verschenen.
Je hebt een grapje over een man die iemand voor tienduizend euro inhuurt om zijn zorgen over te nemen: 'En waar gaat u mij van betalen?' vroeg de man die zich beschikbaar stelde voor deze functie.
Net als honderdduizend Nederlanders kon ik het leed op televisie niet meer aanzien en had het gevoel dat ik iets moest doen. Vandaar mijn aanmelding bij Vluchtelingenwerk. Net als andere Nederlanders.
Ineens was het er. En het beheerst mijn gedachten al weken. Een derde kindje. Gewoon uit nieuwsgierigheid. En waarom? Wie zal het zeggen? Ik heb toch al twee prachtige kinderen?
Soms ben je zo vertrouwd met bepaalde woorden of zinnen dat de ware betekenis pas later tot je doordringt. Net zoals je zo’n dubbeltekening hebt die beide een oude vrouw en een jonge vrouw voorstellen.
Het spijt me dat ik je stoor, maar laatst gingen mijn gedachten met mij op de loop en toen moest ik aan je denken. Want weet je, ik ben moeder en ik zie dagelijks zoveel andere moeders.
En daar zaten we dan in Zuid-Frankrijk. "Lekker dat we toch weggegaan zijn", zeggen we opgetogen tegen elkaar. Maar die eerste dagen… Het was bloedheet, de hitte stoomde van onze lijven.