Het was op Utrecht Centraal, spoor 3. De trein zou over tien minuten arriveren en ons richting Putten brengen. Daar lag mijn spiksplinternieuwe biblejournaling-dagboek-voor-30-dagen – Wat zeg je? – klaar om gepresenteerd te worden. Maar eerst had ik iets te zeggen tegen Oudste Zoon. En ik was er niet zeker van hoe hij zou reageren.
Echtgenoot en ik hadden die week besloten dat we zoon uit de Sinterklaasdroom zouden helpen. Nog een jaar wachten zou de waarheid alleen maar ingewikkelder maken. Zeker sinds zoon de echtheid van onze woorden op een goudschaaltje weegt. ‘Beloofd is beloofd’ is een adagium geworden. En dat is behoorlijk confronterend.
Goed, zoon wist al dat Sinterklaas ‘een verhaal’ is, dus daar begon ik maar mee: ‘Hé, je weet toch dat Sinterklaas een verhaal is?’ Zoon, nietsvermoedend: ‘Ja.’ Ik: ‘Dat betekent dat Sinterklaas lang geleden echt geleefd heeft, maar nu niet meer.’ Zoon kijkt mij even aan en haalt zijn schouders op. Ik: ‘Vroeger gaf Sinterklaas cadeaus aan arme kinderen, en dat vonden de papa’s en mama’s zo mooi, dat we dat zelf nu zijn gaan doen.’ Zoon: ‘Dus Sinterklaas koopt niet zelf de cadeautjes, maar jullie?’ Ik: ‘Dat klopt.’ Zoon kijkt nadenkend, maar accepteert het verhaal. Ik slaak een zucht van opluchting.
Ik, nu aangemoedigd: ‘Het is echt superleuk dat ik, als jullie op bed liggen, de cadeautjes en de pepernoten in jullie schoenen mag doen.’ Twee oogjes schieten mijn kant op: ‘Doe jij dat? Doe jij alles in onze schoen?’ Ik knik onzeker. Zoon: ‘Echt?! Nou…’ – tranen verschijnen in zijn ogen – ‘dat vind ik echt niet eerlijk.’ Verbaasd dringt het tot mij door dat hij nu pas snapt hoe de vork in de steel zit. Zijn we toch te laat met de onthulling? Had ik het anders moeten aanpakken? Ik durf niet verder te vragen.
Hij vraagt wel verder. Die dag in de trein: ‘Mag ik het aan mijn broertjes vertellen?’ Een dag later: ‘En kopen jullie dan de cadeautjes voor in de zak en zet Sinterklaas die dan voor de deur? En de zaterdag van de intocht: ‘Mam, hoe zit dat dan met de wortel? Eet je die zelf op?’ Ik: ‘Die leg ik gewoon terug in de koelkast.’ Weer dat teleurgestelde bekkie: ‘Echt niet eerlijk.’
Pas als zijn broertjes uitgelaten met hun schoencadeautjes aan tafel zitten, dringt er iets anders tot hem door. Hij is de eerste die de waarheid weet. Net als al die andere grote mensen verkeert hij eindelijk in het ‘land der wetenden’. Snel port hij met zijn elleboog in mijn ribbenkast. Verstoord kijk ik op, wat wordt beloond met een vette knipoog. Alsof hij zegt: Ik heb je vergeven mam, en ik doe mee.
Sta je wel eens bewust stil bij die vraag? Heb je enig idee welke impact jouw woorden hebben op je familie, vrienden, de caissière, op God? Met het dagboek Wat zeg je? sta je een maand lang stil bij de impact van wat je zegt tegen jezelf, tegen anderen en tegen God. En dat vanuit de belangrijkste woorden die ooit gesproken en opgeschreven zijn: de Bijbel. Daarbij vind je elke dag biblejournalingopdrachten om op een creatieve manier met (Gods) woorden om te gaan. Benieuwd wat jij te zeggen hebt? Ga de uitdaging aan!