Ik sta in de keuken en wil een kopje koffie maken. Hmm, koffiebonen op. Even uit de berging halen. Ondertussen hoor ik gerommel in de straat. De vuilnisbak wordt geleegd. ‘Wie wil de vuilnisbak met de tuinslang schoonspuiten?’ vraag ik. Op de bank hangen Tomas en Sara. Er komt geen antwoord. Dan doe ik het zelf wel. Ik rij de vuilnisbak onder de carport en open de schuurdeur voor de tuinslang. Mijn oog valt op de voorraadkast.
Er was iets met de voorraadkast. O, ja! Ik was de koffiemachine aan het bijvullen. Met een pak koffiebonen loop ik naar binnen. De wasmachine piept. De was is klaar. Laat ik die maar ophangen, dan kan de volgende lading erin. Eerst de droge was opvouwen en opruimen.
Op de kamer van Tomas zie ik dat het bed verschoond moet worden. Ik trek het eraf en wil het verschonen, maar bedenk me dan. Dat kan hij net zo goed zelf doen. ‘Tomas, kom eens naar boven!’ Met veel gebrom en gemopper komt Tomas aangesjokt. ‘Verschoon je bed, kleed je aan en ruim je kamer op. Graag ook in die volgorde.’
Ik vervolg mijn weg met het wasgoed. Als ik langs mijn werkkamertje loop, zie ik mijn laptop staan.
Dat is waar ook! Ik zou nog naar een voorstel van mijn collega kijken. Hoe laat is het? Laat ik het maar direct doen, dan ben ik ervanaf. Ik lees het document, plaats opmerkingen en mail het terug. Ping, ping, ping, ping. De nieuwe mailtjes stromen binnen. Zal ik ze checken? Alleen even koppensnellen dan.
‘Mam, kun je me helpen met mijn kamer? Het lukt me niet alleen.’ Als ik naar zijn slaapkamer ga, zie ik Tomas half aangekleed bij een stapel Donald Duckjes zitten. Zijn kussen heeft wel een schone sloop, maar de rest ligt nog op de grond.
‘Wat ben je aan het doen? Ik had toch gezegd dat je éérst je bed moest verschonen, dán je aankleden en dán je kamer opruimen! Laat je toch niet afleiden! Laat ik je een verhaaltje vertellen. Een boer wilde zijn schapen voeren. Hij liep met het voer naar de schapen. Toen hij daar aankwam, zag hij dat het hek stuk was. Hij zette het voer op het gras, liep naar de schuur om gereedschap te pakken. In de schuur aangekomen ontdekte hij dat hij het gereedschap niet kon vinden, omdat het zo’n rommel was. Dus begon hij het –’
‘En die schapen? Kregen die nog wel eten? Arme beesten,’ zegt Tomas. ‘Nou ja, zover gaat het verhaal niet, maar moraal is dat je…’ Ik hou geschrokken mijn mond. Boven klinkt geraas en gescheld. ‘Wie zet er nou een wasmand voor mijn deur? En waarom ligt er een pak koffiebonen op de wasmachine?’ Dan klinkt er een stem van beneden. ‘Is alles goed hier? De voordeur én de schuurdeur staan al een hele tijd open. Ik dacht ik zal het toch maar even vragen.’
‘Ik geloof dat ik je verhaal snap, mam,’ zegt Tomas. ‘Ga jij maar even een kopje koffie drinken.’