Het worstelen met schuldgevoelens is mij niet vreemd. Vorig jaar schreef ik onderstaand stukje. Ik gaf mijn geweten een gezicht en persoonskenmerken. Het hielp me om met meer liefde en mededogen naar mezelf te kijken. Om wat vaker om mezelf te lachen en anders om te gaan met schuldgevoel.
Diep in mijn achterhoofd, op een verhoging, zodat-ie goed overzicht heeft, zit een klein politieagentje met opgeheven vinger en een veel te grote pet op. Hij zit op de ‘troon van het heilige moeten’. Alle dagen staat hij klaar om met z’n vinger te wijzen en uitspraken te doen als ‘Zou je niet eens…’ en ‘Mag dat wel?’ Ondertussen kijkt hij zeer bedenkelijk en schudt hij meewarig zijn hoofd. Schuldgevoel is zijn wapen.
Dit politieagentje vervult de rol van mijn geweten. Omdat hij overzicht heeft, ziet hij alles en heeft hij het recht om overal wat op te zeggen; althans, dat vindt hij zelf. Hij zorgt ervoor dat het heilig moeten steeds weer naar voren komt. Waar uitspattingen zijn, simpel plezier of ruimte is, staat hij klaar om oordeel te vellen, vragen te stellen en ter verantwoording te roepen.
Hij is klein, omdat hij niet veel ruimte krijgt. Toch is zijn invloed groot. Zijn snerpende stem snijdt dwars door plezier heen en plaatst een angel. Zijn priemende vinger steekt. Zijn samengeknepen lippen stralen ongenoegen uit. Zijn ogen veroordelen.
Wie is dit mannetje, toch, en wat doet hij in mijn hoofd? Waarom zit hij daar, en hoe komt het dat hij zo veel macht heeft? Is dat wat hij uitspreekt waar? Kloppen de redeneringen achter zijn priemende vinger en veroordelende blik?
Ik nodig hem uit. Kom van je troon af, leg je wetboek neer en ga eens leven! Ga eens voelen en proeven en doen. Je mag! Wees welkom in je eigen leven, zet je pet af en trek kleding aan die comfortabel zit. Ja, het voelt misschien onwennig, maar dat komt goed. Ontspan je gezicht en kijk met een open blik. Zie de kleuren, adem de frisse lucht, reik je hand uit en ontmoet de ander. Het is niet allemaal eng en spannend. De wereld is een mooie plek waar jij mag zijn. Ook jij hoort erbij.
Hij wordt geraakt, zie ik, als ik zeg dat hij er ook bij mag horen. Tot dan toe is het wetboek zijn levensrechtvaardiging. Omdat hij de wetten uitdraagt, mag hij er zijn. Hij weet niet wie hij is zonder die regels en richtlijnen en dus houdt hij er krampachtig aan vast. Hij is er ook klaar mee. Klaar met het niet gehoord worden en genegeerd worden. Klaar met het zwoegen om het ‘moeten’ een plaats te geven.
Binnen het mannetje groeit langzaam het besef dat het anders mag en kan, gekoppeld aan de vraag: maar hoe dan?
Dat gaan wij samen ontdekken.