Ik heb gewoonweg formidabel nieuws. Met name voor alle vrijgezellige dames. Ik ben er namelijk ein-de-lijk achter hoe je als single vrouw de aandacht van mannen trekt. En het fijne is, je hoeft je er niet eens voor in het zweet te werken bij een sportschool. Geen stad en land af te reizen om een of ander date-event te bezoeken. Noch jezelf van top tot teen op te dirken en op Tinder te gaan. Het is veel eenvoudiger (en lang niet zo vermoeiend). Alles wat je ervoor nodig hebt, is een auto en een beetje pech. Want het geheim om als feminiene vrijgezel te worden opgemerkt door het andere geslacht is … autopech.
Die fenomenale ontdekking deed ik nog niet zo lang terug, terwijl ik in mijn met groene aanslag en spinnenwebben verfraaide Citroën C2-bolide onderweg was naar Alkmaar. Ik had juist een kilometertje of honderd afgelegd zonder een van mijn specialiteiten – door rood rijden, medeweggebruikers afsnijden of een afslag missen – te demonstreren en was bijna bij Krommenie, toen het gebeurde. Een piep. Die aanzwol tot een piep-piep-piep. En het was niet mijn onafscheidelijke reisbuddy Matthew West die plotsklaps zijn stem verloren was en dat gepiep produceerde, aangezien hij onverminderd volumineus door de luidsprekers van mijn auto schalde: ‘Do something!’
Ja, dat snapte m’n neus. Gepiep betekent tenslotte per definitie foute boel – of het nu gaat om piepende muizen, piepende rookmelders, piepende kinderen – en vraagt erom iets te doen. Om draconische maatregelen. Daarom trof ik die stante pede. Met een hart dat ongevraagd een drumsolo uitvoerde, stuurde ik de auto rigoureus naar de eerste de beste pechhaven. Om daar vervolgens mijn hele dashboard minutieus af te speuren, op zoek naar de bron van de piep, net zo lang tot ik zag dat het motorolielampje brandde. En niet patriottisch oranje, maar onheilspellend rood.
Wat nu? vroeg ik me af. Al was dat eigenlijk geen vraag, omdat je als single in dit soort noodgevallen vanzelf maar één iemand belt: je vader. Dus dat was wat ik deed. Zijn advies? M’n motoroliepeil controleren en zo nodig dat glibberige goedje bijvullen, wat volgens hem een eitje was. En dat is het ook vast voor de meeste autobestuurders, maar niet voor degenen die als ‘Daniëlle Heerens’ door het leven gaan, helaas. Toen ik dat schoorvoetend toegaf en bekende dat ik geen idee had hoe dat moet of waar onder mijn motorkap om te beginnen mijn motoroliereservoir zit, laat staan dat ik wist hoe ik mijn motorkap opendoe (dat gaat nogal gecompliceerd bij mijn vehikel), zei mijn vader dat ik dan maar voorzichtig naar een pompstation moest gaan. Daar kon men mij vast helpen.
Zodoende toog ik met samengeknepen billen naar de pomp, die zich – hoera voor de Esso in Krommenie! – slechts zo’n tweehonderd meter bij de plek des onheils vandaan bevond. Zodra mijn auto aan de kant stond, repte ik me als een hazewindhond naar binnen, linea recta naar de vrouw achter de balie. ‘Ik heb hulp nodig,’ zei ik ademloos, en aansluitend legde ik de situatie uit. Maar in plaats om haar balie heen te snellen en de rol van redder in nood te vervullen, wees ze aan waar de motorolie stond – ik had als dwaze maagd uiteraard niets extra’s bij me – en gaf zonder blijk van medeleven aan dat ze haar post onder geen beding mocht verlaten. Ik moest buiten maar iemand aanklampen en vragen om hulp.
Ik kon haar en dat tankstationreglement wel wurgen, maar menslievend als ik ben knikte ik braaf, betaalde voor een flacon motorolie en stoof weer naar buiten, terug naar CeeCee. En toen ging alles heel snel. Ik had mijn nieuwe aankoop namelijk nauwelijks op de motorkap gezet en mijn help-ik-ben-wanhopig-blik tevoorschijn getoverd of er stond een mannelijk persoon naast me. Een zeer aantrekkelijke versie ervan bovendien. Met, zo bleek, een hart voor jonkvrouwen in nood. Want nadat hij had gevraagd of er iets aan scheelde en ik nog eens mijn probleem in combinatie met mijn gebrek aan onder-de-motorkapse kennis had opgebiecht, was hij bereid te helpen.
Hij liep naar de voorkant van de auto en alsof hij dit dagelijks deed, opende hij moeiteloos de motorkap, haalde Joost mag weten waar een of andere stok vandaan en concludeerde niet veel later dat er wel wat olie bij kon. Wat hij ook met liefde voor me wilde doen. (Zo zei hij dat niet, maar hij bedoelde het vast.) En ik? Ik stond erbij en keek ernaar, terwijl ik met mezelf overlegde of ik mijn redder een zoen of knuffel moest geven vanwege zijn hulp. Maar voordat ik een besluit kon nemen, klapte hij de motorkap dicht en wenste me het beste en nog een voorspoedige reis. En toen ging hij er, zonder iets meer van me aan te nemen dan een armzalig dankjewel, spoorslags vandoor.
Een beetje spijtig, maar ach ja. Er komt vast en zeker gauw een herkansing. Want gezien de opgedane kennis over de aantrekkingskracht van single ladies met panne, denk ik zomaar dat mijn auto binnenkort vol in het zicht van een knappe hunk per ongeluk expres een lekke band krijgt …
Daniëlle schreef al verschillende boeken, waaronder Houd vol. Dit 100 dagendagboek is voor wie bekend is met angst, zorgen en twijfels en zich afvraagt: Hoe houd ik het leven vol? Waar vind ik de kracht en moed daarvoor? Het antwoord is: in de Bijbel! Want daarin staan talloze zekerheden die je kunnen helpen als je bang bent, je zorgen maakt en twijfelt. Beloften die je vertrouwen, moed en kracht geven. In dit dagboek zijn honderd bijbelteksten uitgewerkt in bemoedigende overdenkingen, beelden en quotes, die je eraan herinneren en doen ontdekken: God is groter dan je angst, zorgen en twijfels, en Hij is met je en wil je helpen. Houd vol!