‘Zou je willen helpen met het kinderwerk? We zoeken nog iemand. Jij bent daar zo goed in!’ Ik zeg ja, terwijl alles in mij nee zegt. Op zondag vind ik het heerlijk om een keer geen juf te zijn. Ik probeer deze gedachte weg te drukken. Een bijbelverhaal voorbereiden is voor jou helemaal niet veel werk, spreek ik mezelf toe. En je moet iets voor je kerk over hebben, kom op.
De eerste keer dat ik aan de beurt ben, merk ik dat ik geen zin heb, ondanks alle leuke kinderen die ik voor me heb. De voorbereiding liep ook al niet zoals ik wenste. Dat kwam door een zeurende stem in mijn hoofd: ‘Waarom heb je ja gezegd? Nu zit je op zaterdag voor te bereiden, anders was je vrij geweest.’
In dezelfde tijd word ik gevraagd om Nederlandse les te geven aan vluchtelingen. Mijn hart maakt een sprongetje: dat lijkt mij mooi om te doen. Het is inderdaad heerlijk om volwassenen les te geven. Wat zijn ze gemotiveerd om onze taal te leren. Ik geef niet alleen les, ik luister ook naar de schrijnende verhalen die mijn leerlingen vertellen. Regelmatig maak ik een wandeling met een vrouw uit Syrië die zich zo eenzaam voelt. Ik voel me dankbaar dat ik er voor haar mag zijn en ontvang ook veel in de ontmoetingen met haar.
Waarom krijg ik hier energie van, terwijl ik tegen de kinderclub opzie? Dat is een vraag die ik mezelf die week een paar keer stel. Moet je dan alleen ja zeggen tegen dingen die je leuk vindt? Daar geloof ik niets van. Ik heb ook weleens ja gezegd tegen iets wat mij minder lag. En dat ging ook goed. Wat is het verschil? Opeens weet ik het. Het heeft te maken met mijn hartgesteldheid. De kinderclub doe ik om mensen te pleasen, het andere werk deed en doe ik omdat ik het zelf wilde, omdat ik daarin iets van Gods liefde kan doorgeven.
Ik neem meteen een besluit. De dingen die ik doe, wil ik met mijn hart doen en niet om mensen te behagen. En dus vraag ik de mensen van het kinderwerk op zoek te gaan naar iemand anders. Iemand die met passie Gods liefde aan de kinderen kan doorgeven.
Tekst: © Gewoon leven met God (Willemijn de Weerd; Ingrid Plantinga)