Het was vakantie, maar zo tijdens het inladen van de auto, was dat gevoel nog ver te zoeken…
‘Komt er ooit nog een einde aan?’ vroeg ik wanhopig, en ik keek naar de kinderen die opnieuw met een koffer en een grote Jumbo-tas kwamen aanzetten. ‘Heeft mamma gezegd dat je al die rommel mee moest nemen?’ vervolgde ik. ‘Het is elk jaar dezelfde ellende. Jullie slepen maar aan en ik weet niet waar ik met al die troep heen moet.’
De kinderen keken me zwijgend aan, misschien wel uit ervaring, en ik smeet gramnietig – ja, dit is de beste weergave van mijn gemoedstoestand – de Jumbo-tas in de dakkoffer van de auto. Daar bleef hij even wiebelend liggen, om er vervolgens aan de andere kant weer af te glijden. Uit mijn ooghoeken zag ik nog net dat onze tweede dochter bij het weglopen moeite moest doen om haar lachen te onderdrukken.
Maar geloof mij: vakantie houden met vijf dochters en de nodige tenten is een hele onderneming. Al ligt het er volgens mijn vrouw aan dat ik altijd veel te ongeduldig en te slordig ben en te snel wil vertrekken.
‘Als je nu eerst dit onderop… Als je nu dit…’
De zucht die ik slaakte – als je wat langer getrouwd bent hoeven er aan elke gedachte geen woorden meer gekoppeld te worden – deed mijn vrouw zeggen: ‘Bekijk het ook maar!’
Nou, dat deed ik, en ik gaf de Jumbo-tas een schop. Voor mij hoefde de hele vakantie niet meer zo nodig. Maar ja, we hadden geboekt, dus…
Even later liep ik het huis binnen en vroeg aan mijn vrouw of we nu alles hadden, maar dat bleek niet zo te zijn. ‘Ik heb hier nog een vuilniszak met dekens en twee koffers staan,’ zei ze.
‘Ik houd het nooit allemaal!’ riep ik wanhopig naar boven. ‘Is het nou echt nodig dat die meiden zoveel troep meeslepen.’
‘Ik help je zo wel. Wacht maar even tot ik hier klaar ben,’ antwoordde mijn vrouw.
Even later werd de auto leeggehaald en opnieuw volgestouwd. ‘Kijk, de dekens kunnen onder de stoelen,’ wees ze, ‘en op de kussens kunnen ze straks wel zitten.’
Het was ondertussen bijna middag toen we eindelijk wegreden, maar alles zat erin of erop. De meiden zaten hutjemutje op de achterbank, en hielden zich nog een beetje gedeisd. Misschien kwam dat wel door mijn dreigende taal van die morgen. ‘Nog één verkeerd woord en het is de laatste keer dat we op vakantie gaan.’
Bij een benzinepomp, vlak voor de Afsluitdijk, aten we ons eerste ijsje en viel er een last van me af. We hadden vakantie!
Een paar uur later stonden de tenten te glanzen in de ondergaande zon. Onze buren hadden heimelijk onze verrichtingen gevolgd. ‘Een hele drukte, buurman,’ hadden ze gezegd, toen ze langs liepen.
Of dat ons gezin of het oprichten van ons onderkomen betrof, wist ik niet, maar ik had geen tijd en nog geen behoefte aan gesprekken.
We troffen het met het weer. De zomer was ons gunstig gezind en mijn stemming opperbest. Fluitend deed ik met de kinderen de afwas en ook voor de ‘grote’ was draaide ik mijn hand niet om. Met knijpers in mijn mond geklemd, hing ik de slipjes van mijn dochters en de badhanddoeken aan het provisorische waslijntje.
Het leven was goed.
Een paar dagen later kwam ik ze op weg naar het toiletgebouwtje tegen. De overbuurman en de andere buurman. Ik groette hen vriendelijk en zei dat het leven goed was, maar de reactie die ik kreeg, had ik nooit verwacht…
‘Het was goed buurman, totdat jij kwam.’
De verwondering droop waarschijnlijk van mijn gezicht. ‘Hoe bedoelt u? ‘, vroeg ik.
‘Je moet je niet zo uitsloven,’ hoorde ik. ‘Je verpest het voor ons allemaal. Onze vrouwen zeggen: “Moet je onze buurman eens zien. Dat is een vader, zeg. Zie eens hoe geduldig dat hij met zijn kinderen omgaat en zelfs de was doet.”’
Diep in gedachten liep ik terug naar de tent.
Een ideale vader? Ik?
Tekst: © Douwe Janssen
Douwe Janssen is getrouwd met Ali en vader van vijf dochters. Naast het vaderschap schrijft hij veel en graag en hij is o.a. redacteur van het magazine Elisabeth. Onlangs verscheen zijn vijfde bundel met columns: Even stilstaan. Nieuwsgierig naar meer van Douwe? Neem dan eens een kijkje op zijn site!