Soms sta ik maar gewoon minutenlang te kijken. Te dromen. Te bedenken hoe het mooier of beter kan. Te fantaseren hoe het er over een paar weken uit zal zien. Mijn tuin.
Het is nu al bijna twee jaar dat we een ‘grotemensenhuis’ met tuin hebben, en uiteraard met veel groen. Ik kan er echt van genieten om naar al mijn groene pracht te kijken en niet wachten tot alles weer gaat groeien en bloeien.
Constant ben ik aan het bedenken waar ik iets neer kan zetten of wat er nog bij kan. Het liefst ga ik elke dag langs het tuincentrum om iets nieuws te halen – tot de tuin overvol raakt. Alleen ben ik nog wel een beginnende tuinder dus ik maak nog wel een foutje hier en daar.
Overijverig om te voorkomen dat mijn margrieten in droge grond zouden staan, heb ik ze waarschijnlijk te veel water gegeven, waardoor ze er een beetje mistroostig uitzagen. Een andere plant stond op een totaal verkeerd plekje en kwijnde weg. Ik moest hem een ander plekje geven, zodat hij beter tot zijn recht zou komen. En toen bedacht ik me in een vreemde vlaag van perfectionisme dat er wel meer planten een beter plekje verdienden.
Zo had ik een hele mooie bloemenstruik – Malva Rosea – en ik vond dat deze ook nog wel een plekje kon opschuiven. Iets in mijn achterhoofd zei nog: Doe het niet! Maar die stem legde ik het zwijgen op. Ik wist het beter, toch? Maar juist deze struik stond eigenlijk prima op zijn plek. Diepgeworteld. Prachtig opgebloeid in het voorjaar. Wachtend tot zijn bloemen zouden opengaan.
Zonder rekening te houden met zijn diepe wortels moest en zou deze plant een stukje opschuiven; met de botte bijl haast. In mijn eigenwijsheid trok en duwde ik, tot één van zijn wortels het begaf. En in al mijn onhandigheid en ruwe optreden brak ik stengel van mijn prachtige ridderspoor. Ik probeerde nog wat te redden, maar mijn mooie struik staat er nu al een paar dagen slapjes bij en de stengel van de ridderspoor is reddeloos verloren. Waarom? Waarom dacht ik dat dit nodig was?
Op een avond kijk ik vol weemoed naar mijn overgebleven restje struik. Ik zucht en ik merk dat mijn Vader achter me staat.
‘Het is zo verdrietig,’ klaag ik. ‘Hij was zo mooi. Ik wou dat ik de tijd kon terugdraaien.’ Mijn boosheid vlamt op. Eigenlijk meer om mijn eigen stommiteit. Waarom?
Het blijft een poosje stil; alleen de vogels fluiten. ‘Gek, hè…’ klinkt het opeens achter me. ‘Tuinieren is soms net het echte leven. Met de beste bedoelingen vernielen we soms meer dan we goed doen.’
Ik zucht nog eens en besef maar al te goed hoe waar het is. Ik kan nu alleen maar water geven en hopen dat mijn bloemen weer gaan bloeien.
Net als in het echte leven.