Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob,Jakob verwekte Juda en zijn broers, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning. Jakob verwekte Jozef, de man van Maria. Bij haar werd Jezus verwekt, die Christus genoemd wordt.
(Matteüs 1:1-6, 16, NBV)
BEGRIJPEN
In de stamboom van Jezus worden vier vrouwen genoemd: Tamar, Ruth, de vrouw van Uria – dat is Batseba – en Maria. Vaak wordt gezegd dat Tamar, Ruth en Batseba genoemd worden om aan te geven dat de heidenen – de buitenlanders – voor God net zo belangrijk zijn als de mensen van zijn volk Israël… maar ja, de laatste vrouw van dit rijtje, Maria, is geen buitenlandse.
Wat de vier vrouwen gemeenschappelijk hebben, is dat ze alle vier op een bijzondere manier een kind krijgen: Tamar moet daarvoor haar schoonvader misleiden; Ruth heeft ook een familielid van haar overleden man nodig; Batseba krijgt een kind van David, nadat zij door overspel en moord zijn vrouw geworden is en Maria is in verwachting nog voordat zij getrouwd is en zonder dat zij geslachtsgemeenschap gehad heeft…
Uit vreemdsoortige huwelijken en seksuele relaties is de Messias voortgekomen. Zelfs onder de meest vreemde omstandigheden kan Gods geschiedenis doorgang vinden.
Tamar is de vrouw van Juda’s oudste zoon Er. In één en hetzelfde vers wordt hij geïntroduceerd en wordt er van hem verteld dat hij de woede van de Heer zich op de hals haalde en dat hem dat zijn leven kostte. Na zijn dood heeft zijn broer de plicht om voor zijn overleden broer kinderen te verwekken bij Tamar. Maar, Onan kijkt wel uit: hij voelt zich niet verantwoordelijk voor de voortzetting van zijn broers gezin, want wat heeft hij daar zelf aan? Niets, toch?! De vrouw van zijn broer… ja, die wil hij wel, maar hij kijkt wel uit dat hij haar niet zwanger maakt.
Hoe stiekem Onan ook denkt te kunnen handelen: de God van zijn voorvaders Abraham en Izaäk en opa Jakob ziet hoe hij met zijn schoonzus omgaat. En wat Onan doet, is kwaad in de ogen van de Heer en zijn schaamteloze gedrag moet Onan met de dood bekopen.
Na de oudste zoon, is ook de middelste zoon van Juda om het leven gekomen en daar schrikt Juda van: nog één zoon heeft hij en die wil hij graag bij zich houden. Daarom stuurt hij zijn schoondochter terug naar haar ouderlijk huis. ‘Wacht daar maar tot mijn zoon Sela oud genoeg is om met je te kunnen trouwen’, heeft hij tegen Tamar gezegd. Maar Tamar kan wachten tot ze een ons woog, ik denk eigenlijk dat Juda stiekem van plan was om dat hele zwagerhuwelijk maar te vergeten… en het leven gaat gewoon door.
Maar niet voor Tamar. Zij blijft zich herinneren wat haar toekomt: een gezin. En als haar schoonvader daar niet uit zichzelf meer aan mee wil werken, dan moet het maar op haar manier gaan. Ze positioneert zichzelf bij de ‘de poort van Enaim’ – dat betekent: de plek ‘waar ogen geopend worden’, de plek waar mannen stoppen om hun ogen eens goed de kost te geven. Je zou kunnen zeggen een ouderwetse tippelzone…
En hoe ironisch is het dan dat op deze plek ‘waar ogen geopend worden’, de ogen van Juda wel open gaan voor het genot dat hem aangeboden wordt, maar niet voor de vrouw die zich achter deze vermomming bevindt. Hij kijkt met de ogen van zijn lichamelijke begeerte, maar de ogen die zouden moeten omzien naar de nood van zijn schoondochter zijn al lang gesloten en blijven hier ook gesloten.
In dit verhaal gebruikt Juda nooit Tamars naam. Al die jaren heeft Juda zijn schoondochter niet gekend als een persoon, als een vrouw die verlangde naar nageslacht. Al die tijd heeft Juda Tamar niet gekend als een vrouw aan wie recht gedaan moest worden, waar hij zorg voor droeg, omdat zij tot zijn familie behoorde. En nu – door deze misleidende daad, die resulteert in een zwangerschap – nu kent Juda zijn schoondochter… maar de behoefte om haar verder nog te kennen – want dat is de letterlijke vertaling van het Hebreeuwse woord voor ‘geslachtsgemeenschap hebben’ – is er dan niet meer.
Voor Tamar heeft deze geschiedenis een goede afloop: zij bevalt van twee zonen. De één krijgt de naam Peres en de ander Zerach. Door haar zonen leeft zij voort en blijft zij bestaan, zij wordt niet vergeten. Sterker nog: de geschiedenis kent haar een grote rol toe, want het is Peres die aan de wieg staat van het geslacht van koning David en die uiteindelijk dus een voorvader blijkt te zijn van de Zoon van God.
NALEVEN
Het is een bijzondere geschiedenis die in het Bijbelboek Genesis de verhalen over Jozef doorbreekt. En nog meer bijzonder is het dat deze vrouw een plek krijgt in de stamboom van Jezus. Niet de aartsmoeders van Israël worden genoemd – er is geen plek voor Sara, Rebekka of Rachel. Jezus, de Zoon van God, die het leven leeft zoals God dat bedoelt heeft, is geboren in een familie waarin een vrouw de hoer moet spelen om de familielijn voort te kunnen zetten. Een groter contrast is haast niet denkbaar.
Wat ik leer van deze geschiedenis is dat onze God een ruimhartige God is. Inderdaad, als je de wetten van het Oude Testament leest, dan lees je over het verbod op huwelijken met buitenlanders… en toch trouwen veel Israëlieten met buitenlandse vrouwen. Je leest over hoe vreselijk God het vindt als je je schuldig maakt aan prostitutie en het gebruik maken van prostituees… en toch maken veel Israëlieten zich daaraan schuldig.
En toch… ondanks al die zonden… ondanks al die tekortkomingen van mensen… ondanks dat God telkens weer teleurgesteld wordt door de mensen die Hij uitgekozen heeft tot Zijn volk, gaat Hij door. Hij geeft het niet op.
In plaats daarvan keert God zich als het ware zelf om: legt Hij al Zijn heiligheid af en verlaat Hij Zijn hemelse woonplaats om mens te worden, om ons te kennen. Juda’s ogen waren gesloten voor de nood van zijn schoondochter, maar Christus heeft Zijn ogen en Zijn hart open voor de nood en de leegte in de levens van mensen.
Juda zegt: ‘Breng haar de stad uit, ze moet verbrand worden.’ Maar, God zegt: ‘Ik vergeef je zonden, jij bent Mijn dochter, jij bent Mijn zoon en Ik kan jou gebruiken tot opbouw van Mijn Koninkrijk.’
Ook al word je door andere mensen niet gezien, ook al wordt je niet op waarde geschat – God ziet jou. Hij is mens geworden om jou in de ogen te kunnen kijken en je te laten merken: Ik heb jou op het oog.