Ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij.
(Psalm 131:2, NBV)
BEGRIJPEN
Nergens is verbondenheid zo sterk als in de baarmoeder. En nergens wordt het proces van loslaten zo tastbaar als bij het doorknippen van de navelstreng. Negen maanden lang zijn moeder en kind één. Negen maanden lang zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. En dan, na een pijnlijk proces van uitdrijving, volgt de definitieve scheiding, het drastische begin van het proces van loslaten dat een leven lang zal duren.
Het is een vaardigheid die je als ouder leert door het te doen, maar waarin je nooit volleerd raakt. Telkens als je denkt dat je het loslaten onder de knie hebt, wordt het lesboek uitgebreid met weer een nieuw hoofdstuk. De eerste schooldag, de eerste keer alleen op de fiets of in de auto, de eerste keer alleen op vakantie… En als je kind zijn vleugels uitslaat en een eigen leven begint, een eigen gezin, en je denkt dat je hem hebt losgelaten, merk je gauw dat dat een illusie is.
Het verhaal van Jochebed spreekt ook van loslaten – een wel heel radicale manier van loslaten. Haar kind mocht volgens de wetten van de heersende macht in Egypte niet bestaan. Dus verbergt ze hem, drie maanden lang – totdat dat onmogelijk wordt, misschien wel omdat hij steeds krachtiger van zich laat horen. Het plan dat ze vervolgens bedenkt, lijkt er menselijk gezien een met haken en ogen, met grote onzekerheden. Maar met ogen van het geloof in de God van Israël bekeken, spreekt dit plan van een groot vertrouwen.
Jochebed verstopt haar zoontje in een rieten mandje tussen het riet aan de oevers van de Nijl. Diezelfde Nijl waar talloze andere Hebreeuwse jongetjes aan een vroegtijdig einde waren gekomen. Dat is loslaten… Mozes’ zusje Mirjam heeft ook een rol te vervullen in dit plan – zij kijkt op afstand toe en wacht af. Hoe het verhaal zich vervolgens ontwikkelt, is bekend. Jochebed krijgt haar zoon (tijdelijk) terug – ik kan me zo voorstellen dat ze het voeden eindeloos gerekt heeft – en moet hem vervolgens voorgoed afstaan aan de dochter van de farao.
Behalve haar zoon gebruikt God uiteindelijk ook haar twee andere kinderen, Aäron en Mirjam, om het volk uit Egypte door de woestijn naar het beloofde land te leiden. ‘Ik heb je weggeleid, bevrijd uit de slavernij in Egypte. Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam om jullie voor te gaan‘, lezen we in Micha 6:4. Een heel gezin dat God kan inzetten om zijn plannen ten uitvoer te brengen en zijn volk te redden, mede doordat de moeder bereid is om het liefste wat ze heeft vertrouwend los te laten.
Eeuwen later komen we opnieuw een jonge vrouw tegen die een zoon krijgt. Ook dit jongetje is niet gewenst door de heersende macht in zijn geboorteland, dus vluchten zijn ouders met hem naar Egypte, of all places. Als de situatie veilig lijkt, keren ze terug en gaan als jong gezinnetje in Nazaret wonen.
Maar in de jaren die volgen moet de moeder, Maria, met vallen en opstaan leren haar zoon, Gods Zoon, los te laten. Ze moet hem loslaten als Hij als twaalfjarige in de tempel van Jeruzalem blijk geeft van zijn goddelijke afkomst. Ze moet hem loslaten als Hij haar op het bruiloftsfeest in Kana laat weten zijn eigen plan, God plan, te willen uitvoeren. Ze moet hem loslaten als Hij steeds verder van haar lijkt weg te drijven en de kloof tussen Hem en haar gezin steeds groter lijkt te worden, zo groot zelfs dat Hij zijn leerlingen gaat beschouwen als zijn naaste familie (Matteüs 12:4-7-48). Ze moet Hem loslaten op dat hartverscheurende moment dat Hij onschuldig ter dood veroordeeld en gekruisigd wordt, iets wat ze van heel nabij meemaakt en waarbij ze als het ware door een zwaard wordt doorstoken (Lucas 2:35). En ten slotte moet ze Hem loslaten als Hij enkele weken later teruggaat naar zijn oorsprong, naar de hemel.
God kan zijn plan om de wereld te redden door het volbrachte werk van zijn Zoon mede ten uitvoer brengen doordat deze moeder bereid is om met veel pijn en moeite het liefste wat ze heeft vertrouwend los te laten. De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd. (Lucas 1:38)
NALEVEN
Zo vlak voor de adventstijd spreekt het verhaal van Maria, haar bereidwilligheid en de offers die ze moest brengen, mij opnieuw aan. En ze is wat het thema ‘loslaten’ betreft niet de enige… De Bijbel vertelt ons heel wat verhalen over vrouwen die moesten leren loslaten. Vertrouwend loslaten. Kinderen, echtgenoten, dromen, zorgen en zekerheden.
Ook in dat opzicht is de Bijbel een realistisch boek – het vertelt over vreugde en verdriet, over strijd en overwinning, over recht en onrecht. Wat deze vrouwen in Gods Woord overkwam, overkomt ons nog steeds. Het leven is soms heel aangenaam en soms heel zwaar, en dat zal zo blijven totdat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde een feit zijn en God alle tranen uit onze ogen zal wissen. De Bijbel laat ook vaak het grote plaatje zien – de reden waarom dat loslaten zo belangrijk was in Gods allesomvattende plan. Vaak – maar niet altijd.
Ik weet niet wat jij moet leren loslaten. Wat het is dat je aan God moet toevertrouwen zodat Hij het kan gebruiken. Wat het is dat je gedachten en je leven zo kan beheersen dat er geen ruimte lijkt voor andere dingen, voor vreugde, voor groei. Wat het is dat je ’s avonds in gebed neerlegt bij God en ’s ochtends bij het opstaan weer meeneemt, de nieuwe dag in.
Wat het ook is, God moedigt je aan om het los te laten. Dat betekent niet dat het verdriet en de zorgen die ermee gepaard gaan weg zijn, dat we er niet meer aan denken, de pijn niet meer voelen – nee, God spoort ons aan om de regie uit handen te geven en alle leed, zorgen en onzekerheid in zijn vertrouwde handen te leggen.
Door los te laten en te vertrouwen op Gods , maak je je hart vrij voor de vrede die alle verstand te boven gaat te ontvangen. Creëer je ruimte om te groeien, dwars door de moeiten heen. Door stil te worden vanbinnen en Hem te laten leiden, wordt de toekomst minder beangstigend omdat je weet dat je die niet alleen tegemoet hoeft te treden.
Loslaten betekent niet ontkennen, maar accepteren. Loslaten betekent minder bang zijn en meer vertrouwen. Geef al uw zorgen en problemen over aan God, want Hij houdt van u en zorgt voor u. (1 Petrus 5:7, Het Boek) De Heer is nabij. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden. Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren. (Filippenzen 4:5-7)