Cindy is een blonde vrouw van dertig. Haar haar valt sluik langs haar gezicht en ze kauwt altijd op kauwgom. De tatoeages op haar armen zie je niet nu het winter is en ze iets met lange mouwen draagt, maar in de zomer kijken de draakjes op haar ontblote schouders je boosaardig aan.
Cindy ontmoette ik ooit bij de speeltuin. Onze dochters speelden met elkaar. Cindy was net weg bij haar vriend, een aardige vent, daar niet van, maar hij had nogal losse handjes. Uiteindelijk werden de spanningen en de klappen die vielen te veel voor hun dochtertje Tammy. Ze kreeg driftbuien en bleef achter op school. Dat gaf de doorslag. Cindy koos voor Tammy, die ze nu eindelijk weer ontspannen zag spelen.
We praatten over mannen, opvoeding en uiteindelijk ook over God. Ik vertelde hoe mijn ziekte de opvoeding en ons huwelijk tot een uitdaging maakt, maar dat we bij God liefde en wijsheid vinden. Cindy vond het een mooie gedachte dat er een God is Die van ons houdt en ons wil helpen, maar verder wist ze het niet.
De jaren daarna sprak ik haar af en toe, maar verder dan het weer kwamen we niet meer. Cindy was een van die mensen die ik zo Gods liefde gunde, maar bij wie wat ik erover verteld had nergens leek te blijven. Daarbij viel het me op dat Tammy, na een aanvankelijke opleving, veranderde in een ontevreden, pesterig meisje. Geen wonder, na wat ze had meegemaakt…
Een tijdje terug zag ik Cindy weer met haar vriend. Het ging goed met hen, zei ze, zoals je dat zegt als je het er niet over wilt hebben. Ik respecteerde de afstand die ze hield en bad af en toe dat God hen zou opzoeken, maar veel vertrouwen had ik daar niet in. Dom natuurlijk, om te denken dat er niets gebeurt, terwijl je de Vader daar wel om hebt gevraagd.
Dan kom ik Cindy weer tegen. Deze keer kijkt ze me echt aan en begint te vertellen; haar relatie loopt moeilijk en met Tammy gaat het niet goed. Ik luister een tijdje. Dan vertel ik dat de problemen zich een aantal jaar geleden bij ons hadden opgestapeld. Ralf raakte overbelast. Hij werd onvriendelijk en snel boos, ook tegen onze dochter. Uiteindelijk ging hij ervoor vasten en bidden, en Gods liefde veranderde hem. Hij werd vriendelijk en geduldig voor ons.
‘Ik zou daar wel voor open staan, voor vasten en bidden, ’ zegt Cindy nadenkend, ‘maar mijn vriend… Ik weet het niet.’
‘Ik ben destijds eerst voor Ralf gaan bidden,’ vertel ik. ‘Daarna kwam er bij hem pas ruimte om ermee aan de slag te gaan.’
‘Bidden zou ik wel willen proberen.’ Ze klinkt hoopvol. ‘Ik heb vaak aan onze gesprekken teruggedacht. Zou geloof dan zijn wat alles kan veranderen?’
‘Ik denk van wel.’
‘Ik weet er alleen niets van. Wil je me meer over het geloof vertellen en aan me uitleggen hoe je bidt?’
‘Natuurlijk, joh!’
‘Zullen we dan binnenkort een bakkie doen?’ stelt Cindy voor.
Volgende week gaan we ervoor zitten. Ik zie uit naar een wonder.