Onlangs was het Pinksteren. De dagen daarna was het alsof ik opnieuw begon te beseffen waarom dat een feest is: de Heilige Geest is uitgestort. Dat betekent, dat ik mezelf niet hoef uit te putten om van alles tot stand te brengen, en dat ik niet in eigen kracht God hoef te dienen. Want Hij heeft ons Zijn Geest gegeven, Die het willen en het werken in ons uitwerkt. Ik kan gewoon bij Hem komen, met lege handen, open voor wat Hij wil doen en wil geven. Bij Hem is troost als ik verdriet heb, rust als ik moe ben, nieuwe kracht als ik geen kracht meer heb om door te gaan.
Eigenlijk was ik dat allemaal een beetje kwijt. Ik wist het wel, maar wilde het nu meteen, zodat ik gauw weer aan de slag kon. Want ik had Hem aan het werk gezien door ons heen: waar onze mogelijkheden ophielden, gaf God vaak openingen en ideeën en ja, ook nieuwe kracht. Maar waar Híj ophield, voelde ik me altijd nog een stukje langer verantwoordelijk. Als ik te moe was, deed ik toch nog net een beetje meer dan Hij van me vroeg. Tot het echt ophield.
Nu zat ik al een paar maanden te wachten op nieuwe kracht. Maar geleidelijk dringt tot me door, dat ongeduldig in de startblokken staan natuurlijk helemaal niet is hoe je nieuwe kracht opdoet. Ik besefte eerder in deze periode van rust al, dat ik Hem de laatste tijd vooral had gezocht omdat ik het zonder Hem niet redde om alle ballen in de lucht te houden. Terwijl Hij al lang fluisterde, dat ik bij Hem kon rusten. Dat wilde ik niet, rusten. Ja, heel eventjes, maar niet een paar weken of zelfs maanden. Na een paar minuten rusten wilde ik vooral aan de slag: ‘Wat wilt U dat ik dóe? Er is zo veel werk, er zijn zo veel mensen die U nodig hebben, er is zo veel nood. Voor wie kan ik iets betekenen, Heer?’
Naarmate ik langer niets kon doen, kon Hij geleidelijk wat duidelijker doorkomen. Al maanden gaf Hij me totaal geen inspiratie om mijn redderscapaciteiten in de strijd te werpen. Alleen maar de uitnodiging: ‘Kom tot rust. Ík ben de Redder. Om te beginnen jóúw Redder.’ Inmiddels leer ik me er langzaam maar zeker aan overgeven. Sterker nog, het begint me te dagen dat rust is waar het echte werk gebeurt.
Vanmorgen zat ik een halfuur aan de waterkant tussen de bloemen in het gras. ‘Ik geef alles aan U terug, Heer,’ zei ik. ‘Ook het idee dat ik U moet dienen en dat ik Uw Koninkrijk moet helpen bouwen. Ik wil alleen nog doen waar U mij de kracht voor geeft.’ Daarna zong ik zachtjes over mijn liefde voor Hem, terwijl ik besefte dat Zijn liefde voor mij nog veel groter is. Hij gaf alles, en ik ben vrij!
Wat ben ik, en wat zijn velen met mij, vaak hard aan het werk voor Hem, desnoods tot we erbij neervallen. Maar Hij wil geen slaven; Hij wil ons hart. We zijn Zijn vrienden, Zijn bruid. Als we bij Hem komen en rusten in Zijn liefde, kan Zijn Geest stromen. Dan worden we gevuld met blijdschap, vrede en nieuwe kracht, en komt dat dienen daar vanzelf uit voort, als een stroom van levend water die uit ons binnenste vloeit en in onze omgeving nieuw leven brengt.
En dat is wat de wereld nodig heeft, nu misschien meer dan ooit: mensen die zó verbonden zijn met God dat zichtbaar wordt dat ze een vrede hebben die alle omstandigheden overstijgt, en een liefde die alle angst uitdrijft, een licht dat in donkere tijden de weg wijst naar Huis.
Esther schreef mee aan Kom op adem, een dagboek dat je elke dag uitdaagt om je rust bij God te vinden. De stukjes zijn bewust kort en nodigen uit om even niets te hoeven, maar gevuld te worden met de vrede van God. De rode draad wordt gevormd door de namen en eigenschappen van God. Daardoor ligt de focus niet op iets dat lezers moeten doen, maar op stilte en verwondering.