Amal zit naast me op de bank. Ze friemelt met de papieren die ze in haar handen heeft. Haar donkere haar hangt los om haar schouders en ze heeft diepe kringen onder haar ogen. Ze heeft mijn hulp gevraagd om wat dingen uit te zoeken.
‘Ik heb nooit eerder schulden gehad,’ zegt ze nu we het uitzoeken achter ons hebben. Ik zie dat ze twijfelt of ze verder zal gaan. Ik wacht rustig af. ‘Behalve toen ik getrouwd was. Mijn ex-man maakte alles op aan drugs. Ik had twee kinderen in de luiers. Luiers zijn duur. En ze hadden honger. Toen… ben ik gaan werken…’ Ze gooit dat laatste eruit als een schuldbekentenis en kijkt me peilend aan. In de prostitutie, concludeer ik in stilte.
‘Wat erg! Hoe was dat voor jou?’ vraag ik meelevend.
‘Vreselijk! Het kon helemaal niet. Ik ben moslim! Niemand weet dat ik dat gedaan heb. Behalve mijn man; die stelde het voor. Hij bracht me.’
‘Mocht je wat je verdiende wel houden voor de kinderen?’ vraag ik.
‘Het grootste deel moest ik aan hem geven. Dat maakte hij op aan drugs.’
Inmiddels is ze al een paar jaar bij hem weg. De kinderen zijn nu zeven en acht.
‘Ik schaam me kapot.’ Amal buigt haar hoofd. ‘Niemand mag het weten. Ze zouden me zien als minder.’
‘Ík zie je niet als minder’, verzeker ik haar.
Ze kijkt op. ‘Nee, jij niet, maar anderen wel. En het ís ook heel slecht.’
‘Ik vind het heel erg voor je hoe je ex-man met je is omgegaan. Maar ik begrijp ergens wel dat je hebt meegewerkt. Moeders hebben alles over voor hun kinderen, en dan doe je soms dingen die je anders nooit gedaan zou hebben.’
‘Ja? Ja hè… Maar of je nu christen bent of moslim, het is een zonde, toch? Ik vergeef het mezelf nooit.’
‘Ja, het is een zonde. Maar God wil je wél vergeven,’ zeg ik. ‘Ken je het verhaal van Maria Magdalena? Zij was een prostituee in de tijd dat Jezus op aarde was. Op een dag zat Jezus te eten met een aantal religieuze mannen die Hem hadden uitgenodigd. Maria kwam ongevraagd binnen, knielde bij Jezus’ voeten en huilde. De mannen zaten met elkaar te smoezen. Als Jezus echt een profeet was, zou Hij wel weten wat zij voor vrouw was, en dan zou Hij het nooit goedvinden dat zij Hem aanraakte, stelden ze. Maar Jezus wist het wel. Hij zei tegen de gastheer: “Jij hebt Mijn voeten niet gewassen, maar deze vrouw heeft Mijn voeten gewassen met haar tranen.” En Hij zei dat overal waar mensen over Gods Koninkrijk zouden horen, ook Maria herinnerd zou worden. Zo veel was ze waard in Gods ogen,’ besluit ik.
‘Echt?’ Amal kijkt me met grote ogen aan.
‘Ja, echt. Zoals je weet, geloven wij dat Jezus uit de dood is opgestaan. Volgens de Bijbel was de eerste persoon die Hem daarna gezien heeft, deze zelfde Maria Magdalena. Niet een van de mannen die Hem volgden, maar juist zij. Wat met jou gebeurd is, is heel erg. Maar voor Jezus ben je niets minder waard,’ vertel ik haar. ‘Hij houdt van jou. God wil je niet alleen vergeven, maar ook je schaamte wegnemen en je gevoel van eigenwaarde herstellen!’
Tranen biggelen over de wangen van Amal. ‘Wat mooi’, zucht ze.
In Jezus gaan geloven zou grote gevolgen hebben voor haar plek in haar eigen gemeenschap; dat durft ze nog niet aan. Maar wat ze gehoord heeft is als een deur die is opengezet, als een belofte: ze zit nog in het donker, maar ergens daarbuiten is hoop.
Esther schreef mee aan Kom op adem, een dagboek dat je elke dag uitdaagt om je rust bij God te vinden. De stukjes zijn bewust kort en nodigen uit om even niets te hoeven, maar gevuld te worden met de vrede van God. De rode draad wordt gevormd door de namen en eigenschappen van God. Daardoor ligt de focus niet op iets dat lezers moeten doen, maar op stilte en verwondering.