Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God en deden niet wat de koning van Egypte hun had opgedragen: ze lieten de jongetjes in leven.
(Exodus 1:17, NBV)
BEGRIJPEN
Een poosje geleden kwam er een brief in de bus van de gemeente. Alle buurtbewoners werden uitgenodigd voor een bijeenkomst met de burgemeester en de COA, omdat er vlakbij ons een asielzoekerscentrum geopend zou worden. Mijn man ging er heen, en in plaats van de honderdvijftig mensen die verwacht werden, kwamen er tegen de zeshonderd mensen opdagen.
Er hing niet bepaald een prettige sfeer. De grote meerderheid was fel gekant tegen de komst van het azc. Slechts een klein groepje liet wat tegengeluid horen. Vanwege de negatieve reacties en het ‘gebrek aan draagvlak’ is afgezien van het openen van het azc. Erg jammer. Het had mij juist leuk geleken om niet-Nederlanders in de buurt te hebben!
De negatieve reacties werden vooral ingegeven door angst. Angst voor wat we met zijn allen binnen zouden halen. Angst voor onveiligheid op straat, voor verkeerde invloeden, voor de islam. Of die angst gegrond is, weet ik niet. Maar uiteindelijk gaat het daar niet om. Want hoe het ook zij, angst is nooit een goede raadgever. Het kan leiden tot uitsluiting of zelfs wreedheid. Dat is ook te zien in Exodus 1. De farao wordt bang voor het volk dat onder hen woont en almaar uitdijt. Hij kiest er vervolgens voor om het volk op een wrede manier te onderdrukken, eerst door slavenarbeid en later ook door het ombrengen van de jongetjes die worden geboren.
Het is opvallend hoe in dit gedeelte de schijnwerpers worden afgehaald van het grote volk en worden gericht op twee individuen, twee verloskundigen, die bij name genoemd worden: Sifra en Pua. Ze kregen het bevel om bij de geboorte jongetjes te doden. Als ze bang voor de farao en hun eigen hachje waren geweest, zouden ze waarschijnlijk gehoorzaamd hebben. Misschien waren ze ook wel bang, maar daar staat tegenover dat ze ontzag hadden voor God. In de Herziene Statenvertaling staat: ze vreesden God. Het woord ‘vrees’ is een synoniem voor angst, maar toch is God vrezen iets heel anders dan bang zijn voor God. De Nieuwe Vertaling heeft het goed vertaald met ‘ontzag hebben’. Door God te vrezen, staat angst voor anderen op het tweede plan. Uit ontzag voor God konden de twee vrouwen de moed opbrengen om het slechte bevel van de farao te negeren en de jongetjes in leven te laten. En omdat ze God op de eerste plaats zetten, zegende Hij hen.
Dit hoofdstuk was aan de beurt met Bijbelkring. Eén van de vragen die we ons stelden, was: wat leert dit hoofdstuk ons over God? Het is opvallend dat God in dit hoofdstuk alleen genoemd wordt in verband met Sifra en Pua. De toekomst van een heel volk stond op het spel, maar voordat wordt beschreven hoe dat volk gered gaat worden, komt eerst Gods aandacht voor Sifra en Pua aan de beurt. Het doet Hem intens goed als mensen hun vertrouwen op Hem stellen en met een rechte rug in het leven staan. Dat vertrouwen beschaamt Hij niet.
NALEVEN
Ontzag hebben voor God zet dingen in het juiste perspectief. Er staat niet voor niets in Spreuken dat ontzag voor God het begin van de wijsheid is. Natuurlijk is het spannend hoe het verder zal gaan met alle vluchtelingen die in ons land komen. Maar als we ontzag hebben voor God, krijgen we het inzicht, de moed en de liefde om op de juiste manier met onze medemensen om te gaan. We krijgen ook een prachtige kans om het evangelie te delen met mensen die Hem nog niet kennen, en hen met Gods liefde te laten kennismaken.
Op de Bijbelkring kregen we het ook over mensen die in hun werk voor moeilijke keuzes komen te staan, en hun baan in gevaar brengen als ze niet aan bepaalde dingen mee willen doen. Misschien helpt dit gedeelte om juiste keuzes te maken, ook als je daardoor je werk kunt verliezen. Gods ogen gaan over de hele aarde, om mensen bij te staan die Hem helemaal zijn toegewijd (1 Kronieken 16:9). Hij is volkomen trouw aan Zijn Woord!