Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat Uw Naam geheiligd worden.
(Matteüs 6:9, NBV)
BEGRIJPEN
Dat wat voor de Engelsen ‘The Lord’s prayer’ is, noemen wij ‘het Onze Vader’. Het is een onderdeel van ‘De Bergrede’ (Matteüs 5,6 en 7). Die rede deed Jezus boven op een van de bergen rond het meer van Galilea. Zijn discipelen zaten om hem heen en een grotere groep mensen stond op enige afstand van de rabbi, van wie men veel meer verwachtte dan alleen een toespraak. De toespraak was voor zijn discipelen – leerlingen van het eerste uur- terwijl de grote massa met problemen kwam. Van ziekten tot bezetenheid tot familieruzies (‘Meester zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt….’). Jezus was zogezegd overal goed voor. Maar in de Bergrede geeft Hij leefregels voor een echte discipel: geven, bidden en vasten.
Iedereen bidt wel eens in zijn leven, zelfs een ongelovige, las ik pas. Ik denk dat dat waar is. ‘God help me’ is immers de eerste kreet die iemand slaakt als hem of haar iets ergs overkomt. ‘Het Onze Vader’ gaat veel verder. Toch is ook bij dat gebed het ‘God help me’ de achtergrond. Want Jezus zegt: ‘Omdat jullie Vader weet dat jullie hulp nodig hebben moeten jullie bidden: “Onze Vader…”’
Helaas wordt het ‘Onze Vader’ vaak gedachteloos gebeden. Aan het einde van een kerkenraadsvergadering of kerkdienst. Bijna als een soort snelle afsluiting. Het gebeurt dan ook meestal in sneltreinvaart. En dat is heel jammer. Want als een mens zich een klein beetje in dit gebed gaat verdiepen blijkt het opeens van enorme waarde te zijn.
Zo ook onlangs voor mij: De onenigheid die mijn man en ik hadden dreigde uit te lopen op een fikse ruzie en ik bedacht me – op tijd – : ‘Laat ik eerst bidden.’ Hardop, in een hoekje van de kamer met het gordijn halfdicht zodat de buren mij niet op de grond voor de bank zagen, sprak ik de woorden uit: ‘Onze Vader…’
En toen stopte ik – want met een schok bedacht ik me dat mijn Vader ook de Vader van mijn man Bernard is. Hij weet ook wat Bernard nodig heeft en dat is in elk geval niet een ruzie met mij. Ik ben altijd de ruziemaker. Als mij iets dwars zit, dan wil ik er over praten: zo snel en zo lang mogelijk. Dat is helemaal niet Bernards stijl. Die maakt eigenlijk nooit ruzie; als hem iets dwars zit dan verdraagt hij dat meestal.
‘Vader, mijn Vader, ik ben anders’, ging ik verder. Maar dat was fout, ik wist het: ‘Onze Vader, die in de hemelen zijt’, begon ik opnieuw. En weer stopte ik, want de hemel is onzichtbaar, en ik wilde een concrete oplossing voor ons probleem. Wat een snertbegin eigenlijk: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt.’ Het lukte me maar niet om verder te bidden. Door dat ‘onze’ moest ik opeens aan Bernards kant van de zaak denken en door dat ‘in de hemelen’ realiseerde ik me dat God veel groter is dan mijn kleine probleem.
In plaats van bidden ging ik nadenken over Bernard. Ik had het hem wel moeilijk gemaakt. Was mijn probleem eigenlijk wel een ruzie waard? Onenigheid is niet wat Jezus wil: ‘Vader ik bid dat zij allen één zijn’, bidt Hij op een ander moment. Ik besloot te stoppen. Het uitspreken van één woord uit het onze Vader was genoeg geweest om me te helpen!
NALEVEN
Vind jij het moeilijk om te bidden? Als je met ‘nee’ antwoordt, dan hoef je misschien niet eens verder te lezen. Maar als het ‘ja’ is, dan kan het ‘Onze Vader’ je helpen. Vraag jezelf dan eerst af waar jij staat ten opzichte van Jezus, de Zoon van God. Ben jij een discipel van Hem, of sta je nog op een afstand, weet je het allemaal nog niet zo? In beide gevallen ‘mag’ je bij Hem komen. Hij staat – hoewel niet meer zichtbaar- altijd klaar. ‘Zie ik ben met u alle dagen, tot aan het einde van de wereld’ (Matteüs 28 :20) heeft Hij gezegd tegen zijn discipelen, vlak voordat Hij naar de hemel ging.
Het ‘Onze Vader’ is een gebed voor de discipelen, en één van de kenmerken van zo iemand is dat hij niet alleen op zichzelf gericht is en dus ook niet alleen voor zichzelf bidt. De woorden ‘ons’ en ‘onze’ komen heel vaak voor in het Onze Vader: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt…, geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden… en leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze…’ Zeven keer in totaal. Bid jij ook wel eens voor je medebroeders en zusters?
Ook in het Oude Testament staan veel gebeden beschreven. Twee mannen die echte bidders waren, Nehemia en Daniël, baden niet alleen voor zichzelf maar voor het hele volk: ‘Wij hebben gezondigd, wilt u ons vergeven…’ (Bijvoorbeeld Daniël 9 en Nehemia 1). Daniël vroeg vergeving voor dingen waar hijzelf helemaal geen vergeving voor nodig had. Hij stond juist bekend als iemand van onberispelijk gedrag. En voor Nehemia gold hetzelfde. Maar deze mannen identificeerden zich zo met hun volksgenoten dat zij in plaats van ‘ik’ over ‘wij’ spraken.
Zij zouden prima uit de voeten hebben gekund met het ‘Onze Vader’. Voor een Nederlander is het niet vanzelfsprekend om over ‘wij’ en ‘ons’ te denken. Het individualisme viert hier hoogtij. Ik heb meer dan tien jaar in Afrika gewoond: In plaats van ‘ik geloof’ zegt een Afrikaan ‘wij geloven’. Want wij horen als mensen bij elkaar. Voor welke persoon in jouw omgeving moet jij hoognodig gaan bidden?