‘Ik wil het toch anders!’ zeg ik. ‘O ja?’ de Schrijver kijkt mij met pretlichtjes in Zijn ogen aan. Zenuwachtig wiebel ik op mijn voeten. ‘Ja, en ik weet heus wel wat Je gaat zeggen: je wilde deze rol zelf, je stond smekend voor me en Je had me nog zo gewaarschuwd.’ Ik sla mijn armen over elkaar. ‘Dat ga Ik helemaal niet zeggen,’ zegt de Schrijver. ‘Want dat weet je zelf heel goed. Maar Ik ben wel heel nieuwsgierig waarom je van gedachten bent veranderd.’
Een aantal maanden geleden hadden we een soortgelijk gesprek. Ik wilde het inderdaad anders. Ik was het niet eens met het script en de rol die ik toebedeeld kreeg. In mijn ogen hadden de andere spelers allemaal een glansrol – sterk, onafhankelijk, stoer, gezond – en ik wilde dat ook.
Dus ik eiste een andere rol. Ik stond erop! Ja, de Schrijver waarschuwde me er nog voor dat je een personage niet zomaar kunt veranderen, maar ik wilde het. En ik kreeg het. En toen kreeg ik de deksel op mijn neus. Je kunt een personage niet koste wat het kost in een bepaalde rol gieten. En daarom was ik nu weer hier.
Ik zucht en plof neer op de stoel die de Schrijver me toeschuift. ‘Vertel,’ zegt Hij nogmaals. Alsof Hij het niet zou weten, Hij is tenslotte de Schrijver. Maar ik weet ook dat ik er niet vanaf kom zonder het zelf te vertellen.
‘Ik ben niet zo. Niet zoals zo iemand,’ mompel ik. Hij buigt Zich naar voren. Een glimlach speelt om Zijn mond; duidelijk niet om mij uit te lachen, maar vanwege het feit dat ik zelf ergens achter ben gekomen.
‘Hoe bedoel je?’ vraagt Hij. ‘Ik kan het niet, oké?’ beken ik. ‘Het lukt me niet, ik ben niet zo.’ Het is even stil. Dan kijkt Hij mij indringend aan. ‘Vertrouw je Mij?’ Ik kleur tot aan mijn haarwortels. ‘Dat hoort toch?’ Ik probeer me er met een lachje van af te maken.
Hij kijkt me nog steeds aan. ‘Maar vertrouw jij Mij?’ Ik probeer dat vervelende gevoel in mijn keel weg te slikken en denk aan al die keren dat ik het heft in eigen handen nam om het script mijn kant op te buigen.
‘Ik probeer het echt.’ Tranen hopen zich achter mijn ogen op. Hij legt Zijn hand over mijn handen en dan, bijna fluisterend: ‘Vertrouw je Mij?’ Ik knik. ‘Ik wil vertrouwen.’
‘Heel goed. Mooi.’ Hij pakt Zijn spullen en wil weglopen. ‘Wacht!’ roep ik. ‘Is dat alles? Alleen maar “mooi”? Geen goedbedoelde adviezen? Geen bruikbare handvatten? Niets over hoe ik de dingen moet oplossen? Geen pats, boem, de oplossing ligt voor je neus?’
‘Je vertrouwt Me toch?’ klinkt het. Ik knik aarzelend. ‘En Ik ben toch de Schrijver?’ Opnieuw knik ik langzaam. Hij lacht om mijn twijfelende gezicht.
‘Vertrouw Mij maar. Wees jij gewoon jezelf. Echt, het wordt een prachtig verhaal.’