Dodenherdenking, 4 mei. Het is inmiddels bijna een maand geleden. Elk jaar vraag ik me weer af: hoe heeft het toch kunnen gebeuren? Al de Joden, zonder verzet afgevoerd. En een andere prangende vraag: wat zou ik gedaan hebben?
Stiekem in mijn hart hoop ik dat ik heldhaftig zou zijn geweest. Ik hoop dat ik Joden gered zou hebben. Ja, misschien zou ik zelfs mijn leven op het spel gezet hebben voor mijn idealen. Maar ik weet het niet. Ik was er niet bij.
Wat zou ik gedaan hebben? Voor het eerst klinkt deze vraag me wrang in de oren. Hoe kan ik het me afvragen terwijl er op de Middellandse zee een boot ronddobbert volgestouwd met mensen en kinderen op zoek naar een beter leven. Een boottocht naar de dood.
Hoe kan ik het me afvragen als er in andere landen onder erbarmelijke omstandigheden gewerkt wordt voor mijn kleding? Voor producten die ik gebruik?
Hoe kan ik het me afvragen als er in ons eigen land mensen de eerste levensbehoeften ontzegd wordt omdat we vinden dat ze hier niet thuis horen? Uitschot worden ze genoemd. Net zoals toen. Uitschot. Wat zou ik gedaan hebben verandert in: wat doe ik nu?
Kijk ik weg? Laat ik het gebeuren? Net zoals de mensen wegkeken en het lieten gebeuren?
Ik slik, want ineens treft de waarheid me ontzettend hard. Ik zou toen gedaan hebben wat ik nu ook doe… Wegkijken.
Maar ik wil het niet! Ik wil niet meer wegkijken. Daarom roep ik, daarom schrijf ik! KIJK! Kijk, wat er gebeurd! Laten we doen wat we kunnen! En ik weet, ik kan zo ontzetten weinig doen. Maar laten we vooral niet onze schouders ophalen. Laten we doen wat we kunnen.
Wat doe ik nu?
Wat als mijn kinderen zich later afvragen: hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Wat als onze kinderen dit aan ons zouden vragen. ‘Mam, wat heb jij toen gedaan?’ Misschien is dat wel de vraag die we voortaan op 4 mei moeten stellen aan onszelf.