Het vakantiebijbelfeest is volop gaande. Kinderen zitten in groepjes op het gras te knutselen. Een paar Marokkaanse moeders zijn gebleven om naar het verhaal en de liedjes te luisteren en staan nu met elkaar te kletsen. Vrijwilligers gaan met ranja de groepjes langs. De sfeer is vredig.
Dan zegt mijn collega-vrijwilliger: ‘O, nee, zij zijn er ook!’ Ze kijkt langs me heen naar de rand van het veld en ik volg haar blik. Ik zie twee kaalgeschoren boeddhistische nonnen langslopen. Ze mediteren over de buurt. Ze wandelen vaak in processie. De bidders onder de vrijwilligers zijn zich bewust van de geestelijke impact daarvan. Ik ook, en voorheen zou ik misschien ook met schrik hebben gereageerd en op afstand zijn gebleven, maar God heeft me geleerd met andere ogen te kijken: wat ik zie zijn twee vrouwen die Hem niet kennen en van wie Hij houdt.
‘O leuk,’ reageer ik. ‘Ik ga even met hen praten.’ De nonnen vertragen hun pas en kijken nieuwsgierig rond.
‘Hallo, dames,’ zeg ik, en we stellen ons aan elkaar voor.
‘What’s going on here?’ willen ze weten.
‘We houden een feest voor de kinderen uit de buurt. We vertellen verhalen uit de Bijbel, we zingen en knutselen met hen, en we bidden samen.’
‘Beautiful. I see muslims’, merkt een van hen verbaasd op, terwijl ze haar ogen over de groepjes kinderen en achtergebleven ouders laat gaan.
‘Ja, veel van kinderen komen uit niet-christelijke gezinnen. Ze zijn allemaal welkom. En wie zijn jullie?’
Zij blijken in de tempel iets verderop te wonen. Ze hebben hun familie in China achtergelaten om hun leven toe te wijden aan het boeddhisme. We praten daar even over door en ik vertel op mijn beurt in een paar zinnen over de liefde van God en het offer van Jezus. Ze luisteren belangstellend en knikken vriendelijk.
‘Mag ik voor jullie bidden?’ vraag ik hun dan. Dat mag. ‘Hoe spreek ik jullie namen ook alweer uit?’ Ze noemen ze nog een keer.
‘Maar mijn naam is niet belangrijk voor het gebed,’ reageert een van hen. ‘Er zijn miljarden mensen op de wereld. Wij bidden elke dag, maar niet voor onszelf of voor individuen. We bidden voor gelijkheid en voor wereldvrede.’
‘Dat vind ik mooi en belangrijk. Maar toch zegt de Bijbel, dat God onze namen kent.’
Ze kijken me verbaasd aan. ‘Echt?’
‘Ja, echt.’
Ik leg mijn handen op hun schouders en dank de Vader voor Xancheng en Xangzhou, die hun leven hebben toegewijd aan het kennen van een hogere werkelijkheid. ‘Dank U dat U van hen houdt. Leid hen, Vader, zodat hun ogen en hart verlicht worden, en ze de Waarheid die vrijmaakt, zullen leren kennen. In Jezus’ Naam…’
Ze bedanken me en vervolgen hun wandeling. Hun namen staan op een kaartje in mijn zak. Zo kan ik voor hen blijven bidden.
Ik kijk hen na en zie dan een jonge vader die van een afstandje naar zijn knutselende kind staat te kijken. Hij spreekt geen Nederlands of Engels en verwacht waarschijnlijk dat ik daarom geen aandacht aan hem zal schenken. Maar ik en de anderen die meewerken aan het vakantiebijbelfeest willen dat alle ouders zich welkom voelen. Daarom ben ik aanwezig: om contact te leggen met ouders en buurtbewoners.
Met enige moeite kom ik erachter dat de man een Palestijn is. Ik bied hem thee aan, en een Nieuw Testament in zijn eigen taal. Hij bladert het even door. Zijn ogen lichten op. Hij bedankt me en neemt het boekje mee. De volgende dag komt hij naar me toe met zijn vrouw. ‘Jij Esther!’ Ze straalt als ze het zegt. ‘Mijn man mij over jou vertellen.’
Dat vind ik mooi. Zolang mensen Jezus niet kennen, is het goed als ze onze naam kennen en wij Hem in hun leven kunnen vertegenwoordigen. Ik weet ook nog hoe hij heet, en dat doet hen zichtbaar goed. Ze blijven een hele poos. God kent ook hun naam, en de namen van al deze kostbare mensen en kinderen. Ik bid dat ze Hem leren kennen, en dat de kracht van Zijn Naam hun een heel nieuw leven zal brengen.