Zelfoverschatting. Helaas lijd ik bij tijd en wijle aan deze kwaal, en als dat het geval is, verloopt alles wat ik doe meestal niet helemaal volgens plan. Afgelopen donderdag was zo’n dag dat het weer opspeelde, alleen was het dit keer niet een kwestie van ‘onder de leden’, maar meer van ‘stevig te pakken’. Gevolg? Mijn ego is gebutst, geschaafd, geschramd en heeft een flinke deuk opgelopen. Maar laat ik bij het begin beginnen…
Auto’s en ik hebben nu niet echt een goede relatie, wat waarschijnlijk ligt aan het gegeven dat ik niet de meest geweldige automobilist ben. Om die reden heb ik een automaat, alleen moest-ie nu naar de garage, omdat-ie kuren kreeg. Om eenzaamheid te voorkomen, gaf de garage ons een leenauto mee, maar dat was – je raadt het al – geen automaat. Gelukkig wilde mijn allerliefste vader me wel naar huis rijden en na een probleemloze rit arriveerden we heelhuids thuis.
Geen vuiltje aan de lucht, zou je zeggen, maar toen werd het donderdag en bedacht ik dat ik de auto wel wat dichter bij huis kon zetten. Het was dan wel geen automaat, maar een gewone auto vijf meter verplaatsen, moest geen probleem zijn, toch? Dat zou zelfs ik – automatenautomobilist, maar afgereden in een handgeschakelde auto – wel eventjes doen.
Met een grote glimlach stapte ik in. Best knap van mezelf dat ik nog precies wist hoe je een handgeschakelde auto moet starten, bedacht ik. Koppeling intrappen, sleutel omdraaien en rijden maar. Fluitje van een cent. Alleen welk pedaal was nu ook alweer de koppeling? Ik tuurde onder het dashboard, dubde een paar seconden en knikte toen vastberaden; dat was hem. Meteen stak ik de sleutel in het contact en trapte het pedaal in. Met een ruk schoot de auto naar voren, maar iets ging er toch helemaal niet goed.
Natuurlijk vond de auto het een beetje saai om over een stukje aangevroren ijs te gaan glibberen en was een wasbeurt in de sloot een stukje verderop hem veel te minnetjes. De lantaarnpaal werd afgekeurd als botsobject en de fonkelnieuwe auto naast me schampen, werd het ook niet. Allemaal ook zo ontzettend saai. Nee, mijn vierwielige vriend wilde iets spectaculairders en besloot een duik te nemen… in de vijver van de buren.
Meteen gingen alle deuren rondom open en terwijl ik me met het hart in de keel uit de auto wurmde, kwamen zo’n beetje alle buurvrouwen naar buiten. Na wat geruststellingen, de nodige foto’s en telefoontjes, fronsten we allemaal onze wenkbrauwen. Wat nu? Al snel was men eruit, maar mijn ego was niet zo blij met de oplossing. Alsof het nog niet erg genoeg was dat iedereen kwam kijken naar de nieuwste aanwinst van de vijver – een zeldzame, zwarte en hoogbejaarde Suzuki Alto-karper – moest er nog iemand bij gehaald worden. Iemand die geen vrouw was en alleen maar ‘Oh!’ en ‘Ah!’ riep of stond te jammeren om haar stommiteit. Iemand die ervaring met ‘auto in vijver’-kwesties had.
Net toen ik dacht dat het niet erger kon worden, kwam die iemand met ervaring van ‘auto in de vijver’-kwesties eraan. Nu wil het feit dat ik stiekem altijd al een keer uit de brand geholpen wilde worden door een knappe redder in nood. Alleen zijn de redders in mijn geval meestal buurmannen (niets ten nadele van mijn superbuurmannen), mijn vader (heel knap, maar al bezet) of andere om de een of andere reden ongeschikte mannen. En juist nu ik met heel mijn hart hoopte op een onaantrekkelijke, saaie redder in nood, zodat mijn afgang nog een gradatie minder erg zou zijn, was mijn redder heel stoer en sterk en mannelijk – en tweeledig.
Het strekt de mannen tot eer dat ze niet meteen in lachen uitbarstten en met een serieus gezicht de kwestie van alle kanten bekeken, om vervolgens – tot mijn grote opluchting – te concluderen dat er geen peperdure hijskraan aan te pas hoefde te komen. Met een trekhaak, een stevig stuk band en hun enorme auto zouden ze het klusje wel even klaren.
Zo gezegd, zo gedaan en nog geen vijf minuten later stond de auto weer op het droge. Volgens mij heb ik hun nog een schaapachtige glimlach toegeworpen en ‘dank je wel’ gezegd, maar voor ik het wist, waren ze er weer vandoor. Zonder rekening in te dienen. Zoenen zou je zulke mannen, nietwaar? Alleen bedacht ik dat net te laat.
Na een boterkoek op elk adres en contactverbod voor mij en de Alto, is alles weer vergeten – althans, dat hoop ik – en vergeven, en heb ik besloten de vissen in de vijver voortaan weer gewoon vanaf de kant te bekijken. Het enige wat me nog rest, is een bezoekje aan de garage, om mijn ego uit laten deuken.