Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen, van Hem blijf ik alles verwachten.
(Psalm 62:6, NBV)
BEGRIJPEN
’s Morgens bij het opstaan fietsten we naar het strand. We waren als gemeente samen een weekend op Ameland en wilden op deze kille, heldere ochtend de zon zien opgaan boven het eiland. Eenmaal op het strand aangekomen, ging ieder zijns weegs om in stilte God te zoeken. Aan de rand van het water bleef ik staan. Omringd door wolken, blauw, wit en oranjeroze, het nooit aflatende geruis van de branding en het strand. Ik keek omhoog en dacht aan God. Zo oneindig groot, Schepper van al dat moois… En ik, niet meer dan een stipje in dat alles. Ik kon me zomaar voorstellen dat er mensen zijn die denken dat God te groot is om Zich met ons bezig te houden.
Ik pakte mijn bijbel, die openviel bij Psalm 139:9-10: Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou Uw hand mij leiden, zou Uw rechterhand mij vasthouden. Ja, besefte ik, ook al ben ik maar een stipje in het heelal, ik mag weten dat Hij mij kent, dat Hij me hier ziet staan… Dat Hij me altijd ziet staan… Dat Hij me ziet zitten, letterlijk en figuurlijk!
Toen ik verder las in die psalm was daar opnieuw het zeker weten dat Hij mij heeft gewild en dat Hij een plan heeft voor mijn leven.
Om stil van te worden… Hoe rijk zijn Uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal, ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn! (vers 17-18) Die rust, die ruimte krijgt voor mij nergens zo gestalte als op het strand, aan zee… Of op een hoge berg! Daar ervaar ik die wijdheid, het uitzicht als verkwikkend, vernieuwend en verruimend.
Maar soms zitten jij en ik geestelijk in het nauw. Ervaren we die ruimte helemaal niet. Voelen we ons ingesloten door onze ‘vijanden’, wie of wat dat ook zijn mogen, opgesloten in onze eigen benauwde gedachten, volkomen in het nauw door problemen van welke aard dan ook. Dan helpt het zelfs niet om naar het strand te gaan of een berg te beklimmen.
David was wat betreft geen haar beter, geen haar anders dan wij. Ook hij kende die momenten – vaak als hij door vijanden van vlees en bloed op de hielen werd gezeten. De psalmen staan er bol van. Zo lezen we in Psalm 18 over zo’n moment van benauwdheid. In zijn angst en nood roept hij God aan: ‘HELP!’ (vers 7) – hij schreeuwde het uit. En moet je lezen wat er dan gebeurt (vers 9-16)!
God beweegt letterlijk hemel en aarde om David te hulp te schieten. Hij trekt hem uit zijn benarde situatie en geeft hem ruimte! Ruimte om op adem te komen en ruimte om te zien met Gods ogen – dat, hoe hopeloos de situatie ook lijkt vanuit ons perspectief, er bij God altijd uitredding is! Hij geeft mij voeten snel als hinden, doet mij op toppen van bergen staan. (Psalm 18:34)
Nee, ons blijft ook anno 2016 niet alle onheil bespaard. Dat belooft God ook niet. Wat Hij wel belooft, is dat we mogen rekenen op Zijn luisterend oor, Zijn sterke arm, Zijn genade, dag na dag. We mogen onze ogen opheffen naar de bergen en weten waar onze hulp vandaan komt. Onze hulp is van de Heer, Die hemel en aarde heeft gemaakt! Wat een voorrecht!
Wat een gerustheid!
NALEVEN
De Psalmen zijn als het leven zelf. Hoge toppen, diepe dalen… voor David en de andere psalmdichters is het net als voor ons allemaal dagelijkse realiteit!
Maar is het je wel eens opgevallen dat David als hij echt in het nauw zit roept tot God, schreeuwt naar God om hulp? Durf jij dat?
Voor David betekende de ene uitredding niet automatisch dat de rest van zijn leven gladjes verliep. Telkens weer moest hij God om hulp vragen, de ene keer schreeuwend, de andere keer vastend en smekend in de stilte van zijn binnenkamer (2 Samuel 12:16). De ene keer bevrijdde God hem van zijn vijanden, de andere keer werd zijn gebed niet verhoord.
Maar dit ene wist David: Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, Uw stok en Uw staf, zij geven mij moed. (Psalm 23:4)
Leven met God is geen leven zonder problemen. Leven met God is wel leven met uitzicht. Met de rust dat God bij je is, in alles, en dat Hij de touwtjes van je leven stevig in handen heeft. En die rust geeft je de ruimte om je leven te overzien met Gods ogen, met een eeuwig perspectief.
Ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij. (Psalm 131:2)