Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.
(1 Korintiërs 12:27, NBV)
BEGRIJPEN
De dag loopt ten einde. Een drukke, bewogen dag. Jezus en Zijn discipelen hadden zich willen terugtrekken – even weg van de mensen die altijd en overal om hen heen waren. Maar hun poging was mislukt. Al snel namelijk had het gerucht de ronde gedaan dat Jezus in Betsaïda was en de stad was volgestroomd met mensen. Nieuwsgierige mensen. Zieke mensen. Hongerige mensen…
De dag was volkomen anders verlopen dan gepland. Maar Jezus had Zich niet van Zijn stuk laten brengen door de verstoring van de rust. Nee, Hij had de mensen vriendelijk ontvangen, met hen gesproken over het Koninkrijk van God en de zieken genezen.
En nu loopt de dag ten einde. Die lange, drukke dag. De discipelen kijken om zich heen, kijken naar de lucht en besluiten dat het wel goed geweest is. Het wordt tijd dat de mensen vertrekken, willen ze nog voor donker een slaapplek en iets te eten vinden. De plaats waar ze nu zijn is immers tamelijk afgelegen.
Dus benaderen ze Jezus met het verzoek de mensen weg te sturen. Naar Hem luisteren ze vast wel. Maar Jezus heeft een veel beter idee. Hij kaatst de bal terug en zegt: ‘Geven jullie hun te eten.’
Een onmogelijke opdracht, dat is duidelijk. De discipelen snappen het niet goed. ‘Maar Heer, we hebben maar vijf broden en twee vissen. Moeten wij dan helemaal naar de stad gaan om eten te kopen?’ Wat ze doen, is niet meer en minder dan toegeven dat de opdracht die Jezus hun geeft voor hen een onmogelijke opdracht is. Ze verwoorden hun beperkingen en geven daarmee aan dat zij echt niet in staat zijn te doen wat Jezus van hen vraagt.
Jezus neemt die erkenning serieus en geeft hun een nieuwe opdracht. ‘Zeg dat alle mensen in groepjes van een man of vijftig bij elkaar moeten gaan zitten.’ Kijk, dat kunnen ze wel. Dat valt binnen hun mogelijkheden. Dus doen ze wat Jezus van hen vraagt. Jezus neemt intussen de broden en de vissen en vraagt zijn Vader om ze te zegenen. Dan breekt Hij brood en vis en laat het vervolgens aan zijn discipelen over om de brokken uit te delen. Hij breekt, zij delen… Genoeg voor iedereen.
Zonder Mij kun je niets doen, zegt Jezus in Johannes 15. Toch vergeten we dat maar al te vaak, beginnen we zelf aan een klus, en staan even later bedremmeld met de brokstukken van onze goede bedoelingen weer bij Jezus op de stoep. Jezus vraagt niet het onmogelijke van ons – Hij maakt het onmogelijke mogelijk.
Maar dat kan Hij alleen doen als wij onze beperkingen erkennen, als wij durven toegeven dat de opdracht om de wereld te voeden met het levende Brood te groot is voor onze menselijke mogelijkheden. Als wij onszelf durven overgeven aan Zijn vermogen om te doen wat wij niet kunnen, met inzet van alles wat we wél hebben en kunnen. Broden en vissen afstaan, mensen in groepen bij elkaar zetten en eten uitdelen… die dingen groeien in Jezus’ handen en met Gods zegen uit tot een overvloed waarmee wij de mensen om ons heen namens Jezus mogen voeden en laven. Genoeg voor iedereen!
NALEVEN
En nu wij… Vlak voordat Jezus na Zijn opstanding terugkeert naar de hemel, geeft Hij Zijn discipelen, en ons, een opdracht (Matteüs 28:18-20). Een schijnbaar onmogelijke opdracht. Ga dus op weg en maak alle volken tot Mijn leerlingen, door hen te dopen in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb.
‘Geven jullie hun maar te eten.’ ‘Maar Heer, de hele wereld? Dat is onmogelijk. Dat kunnen we niet.’
Hij weet echter wat maaksel wij zijn, dus geeft Hij die opdracht niet zomaar. Het woordje dus in vers 19 verwijst naar wat ervoor staat: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. En aansluitend aan de opdracht volgt een geweldige belofte: En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.
Ten slotte belooft Hij zijn discipelen, en ons, Zijn ultieme bron van kracht als Hij (in Handelingen 1:8) zegt: Wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.
Wij zijn Zijn lichaam, achtergebleven op aarde, om namens Jezus in de kracht van de Heilige Geest de wereld te voeden met het levende Brood! Om namens Jezus te dienen, lief te hebben, te omarmen, te gaan, te zijn daar waar Hij ons nodig heeft.
Jij in jouw klein hoekje en ik in ‘t mijn!