De geur van balsem en wierook maakt gelukkig, maar zoeter voor het hart is ware vriendschap.
(Spreuken 27:9, NBV)
BEGRIJPEN
Onlangs kwam ik bij het opruimen van mijn boekenkast mijn poëziealbum tegen. Een jaar of vijfenveertig oud, inmiddels! Bij het doorlezen ervan verscheen er geregeld een glimlach op mijn gezicht – deels om de inhoud van de versjes, deels om de herinneringen aan degenen die ze met veel zorg en liefde in mijn album hadden geschreven. Rozen verwelken, schepen vergaan, maar onze vriendschap blijft altijd bestaan… Voorzien van een wel heel zoete en nostalgische poëzieplaatjes. Wat waren we jong en naïef toen we zulke dingen schreven. Wisten wij veel hoe het leven ons soms kan meesleuren, ver weg van onze jeugdige idealen, weg van de innige vriendschappen van weleer!
Maar toen ik niet zo lang geleden mijn allereerste hartsvriendin na jaren, decennia zelfs, weer terugzag, bleek tot onze grote verbazing en verwondering de vriendschap van toen nog springlevend en konden we naadloos het halve leven overbruggen dat inmiddels was verstreken. In no time wisten we met ons gesprek door te dringen tot in de diepte van onze ziel en ons leven.
We beseften tevens dat dit het allereerste échte gesprek was dat we als volwassen vrouwen samen voerden. Maar dat de basis van onze vriendschap vijftig jaar geleden toch wel op iets meer gebaseerd bleek te zijn dan enkel het feit dat we even oud en toevallig buurtjes waren. Ongelofelijk, maar waar!
Naast de kostbare vriendschappen van nu ben ik ze gaan koesteren, die vriendschappen van weleer. Ze hebben de tand des tijds doorstaan, en zijn springlevender en waardevoller dan ooit.
Reden te meer om me erover te verbazen en te verheugen dat Jezus zijn volgelingen vrienden noemt. Die speciale band van wederzijds begrip, wederzijdse belangstelling en zorg, die wil Hij met ons aangaan. ‘Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb’ (Johannes 15:15).
Even bekroop me een gevoel van argwaan toen ik zijn woorden las: ‘Jullie zijn mijn vrienden als je doet wat Ik je zeg’ (vers 14). Ik dacht meteen aan die vriendjes van de basisschool die voorwaarden stelden aan hun vriendschap – ‘Als ik op je nieuwe fiets mag, mag je mijn vriendje zijn.’ Maar toen las ik wat Hij daaraan voorafgaand zei: ‘Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad… Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden’ (vers 13). Dat is geen kwestie van nemen, maar van geven. Als Jezus ons opdraagt elkaar lief te hebben, is dat niet omdat Hij iets van ons wil, maar omdat Hij het beste voor ons wil. Zijn liefde, zijn vriendschap.
Vriendschap met Jezus verschilt natuurlijk van vriendschap hier op aarde. Maar als ik zie hoe Jezus Zelf in de jaren dat Hij hier rondwandelde vrienden maakte en die vriendschappen koesterde, kan ik evengoed heel wat leren van de manier waarop Hij vrienden maakte en met hen omging:
Vrienden op aarde zijn kostbaar – vriendschap met Jezus nog kostbaarder. Een vriendschap om te koesteren, van te genieten en heel zuinig op te zijn!
NALEVEN
De vriendschap die Jezus ons aanbiedt, is er een met een ‘voorwaarde’ (Johannes 15:14). Hij wil vrienden om Zich heen die “doen wat Hij zegt”, die op de dezelfde golflengte zitten als Hij, hetzelfde doel nastreven, hetzelfde verlangen koesteren: Gods wil te doen in de hemel en op aarde. Mensen die Hem accepteren en liefhebben zoals Hij is. Mensen met een hart dat klopt voor Hem en voor anderen, zodat de groep vrienden alleen maar groter wordt.
Vriendschap vereist onderhoud – tijd, energie, middelen en inlevingsvermogen kunnen ertoe bijdragen dat de vriendschap met Jezus en die met anderen groeit en tot zegen is voor beide partijen.