We woonden net in onze huidige flat, toen ik Zaila ontmoette, een Afrikaanse vrouw met treurige ogen. Telkens als ik haar tegenkwam, vertelde ze me een stukje van haar verhaal. Ik ging al snel van haar houden en zij van mij.
Zaila is tien jaar geleden naar Nederland gevlucht. Na slopende jaren van asielprocedures liet een Nederlander zijn oog vallen op haar schoonheid. Zaila was een gelovige moslima en wilde niet ongehuwd samenleven. Misschien was het daarom dat ze binnen een jaar getrouwd waren. Maar in plaats van een gelukkig huwelijk, maakten de cultuurverschillen en haar trauma’s het moeilijk. Kort nadat hun tweede kind, een schattig jongetje, geboren was, hield haar man het voor gezien.
Toen ik Zaila leerde kennen, stond ze er alweer een paar jaar alleen voor, wat betreft de kinderen. Dat viel haar zwaar. ‘Ik ben zo moe,’ vertelde ze. ‘Ik lig wakker van de zorgen. En als ik even slaap, heb ik nachtmerries over alles wat er gebeurd is in Afrika.’ Ik vertelde haar dat Jezus haar kon verlossen, maar hoewel ze er rustig van werd als ik met haar bad, kon ze dat maar moeilijk geloven. God had geen Zoon; Jezus was een profeet. Ik liet het rusten.
‘Esther, ik moet jou spreken,’ riep ze een paar weken geleden, toen ik uit de verte zwaaide. Ik liep haar tegemoet. ‘Ik heb brieven gehad van twee instanties,’ zei ze, toen ik bij haar stond. ‘Ik moet bij elkaar zevenduizend euro betalen, binnen veertien dagen. Dat heb ik niet!’ Ze begon wanhopig te huilen. Ik sloeg mijn arm om haar heen en stelde vragen. Ze bleek naar eer en geweten alle formulieren ingevuld te hebben, maar met haar beperkte Nederlands had ze mogelijk fouten gemaakt. Ze had de instanties al opgebeld, maar zonder resultaat.
Ik hoorde haar aan en praatte intussen in stilte met God. U bent een Vader voor wezen en een Rechter voor weduwen. Ik neem aan dat dat ook voor alleenstaande moeders geldt.
‘Lieverd, mag ik voor je bidden?’ vroeg ik. ‘Jezus heeft gezegd dat Hij ons verhoort, als we in Zijn Naam bidden, dus dan gaat Hij het voor je oplossen. Hij houdt van jou.’
‘Oké,’ zei Zaila gelaten. Ze klonk niet alsof ze nog ergens op hoopte, maar ik ken Hem. Zaila luisterde en droogde haar tranen. Ten slotte, na het ‘amen’ zei ze: ‘Ik weet het niet…’
‘Dat hoeft ook niet,’ antwoordde ik. ‘Je zult het zien.’
Tien dagen later belde Zaila mij op. ‘Esther, dit geloof je niet,’ riep ze opgewonden, zodra ik opnam. ‘Ik heb een brief gekregen. Ik hoef tweeduizend euro al niet te betalen!’
Dat was geweldig. Samen dankten we God. ‘Ik geloof dat Hij je met de rekening van vijfduizend euro ook gaat helpen,’ zei ik.
Een paar dagen later stond Zaila op de stoep; ze had tranen in haar ogen en wapperde met een brief. Het probleem met de vijfduizend euro was op de een of andere onbegrijpelijke manier ook opgelost. In tranen omhelsden we elkaar. ‘Ik ben moslima,’ zei Zaila met stralende ogen, ‘maar jouw Jezus is de goede Jezus.’
En zo is het. Hij heeft zo veel liefde! En wij mogen die met handenvol uitdelen. Wat een rijkdom!