Ik ben zo rustig en tevreden als een kind dat gedronken heeft, bij zijn moeder op schoot.
(Psalmen 131:2b, BasisBijbel)
BIJBELGEDEELTE
Geniet van Jeruzalem, zoals een kind ervan geniet om bij zijn moeder op schoot te zitten. Geniet ervan hoe mooi de stad is. Want de Heer zegt: ‘Ik zal vrede naar Jeruzalem laten toe stromen als een rivier. En de rijkdommen van de volken zullen als een brede stroom naar Jeruzalem stromen. Ik zal jullie te eten geven. Ik zal jullie verzorgen en vertroetelen. Net zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik jullie troosten. Ja, jullie zullen in Jeruzalem worden getroost.’
(Jesaja 66:10-13, BasisBijbel)
EEN STAPJE DICHTERBIJ
‘Daar heb ik nou helemaal niks mee.’ De vrouw die naast me zat tijdens de kerkdienst fluisterde die woorden, maar haar verbeten toon sprak boekdelen. We hadden zojuist met de hele gemeente het Onze Vader gebeden.
Ik keek haar van opzij even vragend aan, maar de situatie leende zich niet voor een uitgebreid gesprek en mijn buurvrouw maakte een gebaar van ‘laat maar’.
Na de dienst vroeg ik haar wat ze met haar opmerking bedoelde.
‘God wordt in de hele Bijbel altijd maar afgeschilderd als Vader. Het zal wel iets met de patriarchale cultuur van toen te maken hebben, maar ik zie God liever als een moeder.’ Haar toon had opnieuw iets grimmigs.
Ik kende de vrouw al jaren, maar realiseerde me dat ik maar weinig wist over haar verleden. ‘Heeft dat misschien iets te maken met de ervaringen met jouw eigen vader?’ vroeg ik voorzichtig.
Ze knikte. ‘Laat ik het zo zeggen: het woord “vader” associeer ik bepaald niet met liefde.’
Ik zweeg beduusd. Wat ellendig als die aanspreektitel van God, waarmee de Bijbel vol staat, je zulke associaties geeft!
Opeens schoot me iets belangrijks te binnen. Ik bladerde naar vers 27 van het eerste hoofdstuk van Genesis. ‘God schiep de mens als Zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen,’ las ik voor. ‘Dat betekent dat God noch uitsluitend mannelijk, noch uitsluitend vrouwelijk is, toch?’
Mijn gesprekspartner fronste. ‘Jawel,’ zei ze langzaam, ‘maar er staat toch maar mooi weer “schiep Híj hen”.’
Dat was mij inderdaad ook opgevallen, toen ik de tekst voorlas. ‘We kunnen God moeilijk met “het” aanduiden,’ peinsde ik hardop. ‘Dan missen we het persoonlijke element.’
Het werd een interessant en filosofisch gesprek. We kwamen tot de conclusie dat taal, welke dan ook, nu eenmaal beperkingen heeft en dat de grootheid van God niet in woorden te vangen is. Ook bladerden we naar de verschillende teksten in de Bijbel waarin God weldegelijk met een moeder wordt vergeleken. Psalm 131 is daarvan een prachtig voorbeeld; de psalmist vergelijkt het gevoel van rust en vrede dat hij bij God ervaart met dat van een kind dat uitrust na het drinken aan de moederborst.
Elke moeder kent die intense uitdrukking van verzadiging op het gezichtje van een baby, nadat die in haar armen gedronken heeft. Volledige rust en overgave. Zo mogen wij ons ook voelen als we ons overgeven aan de vrede die God ons wil schenken: als in liefdevolle en troostende moederarmen.
‘Ik Ben’, noemde God Zichzelf, toen Mozes naar Zijn naam vroeg. Een eenvoudig, maar tegelijkertijd allesomvattend antwoord. God is er, altijd en overal. Hij is de eeuwige Aanwezige. Vader én Moeder.
GEBED
Dank U, liefdevolle God, dat U onze worsteling begrijpt wanneer we moeite hebben met Uw aanspreektitel. Dat U veel meer bent dan een naam en ons als geen ander begrijpt wanneer pijnlijke ervaringen ons in de weg staan. Geef dat het ons lukt door de beperkingen van taal en aanduidingen heen te kijken. We willen ons toevertrouwen aan Uw liefdevolle armen, zodat we rust, vrede en vooral ook troost mogen ervaren, als een kind aan de moederborst.