In onze nuchtere westerse maatschappij heeft het onderwerp ‘dromen’ vaak een negatieve lading. Denk maar aan uitdrukkingen als ‘dromen zijn bedrog’ en ‘blijf maar lekker dromen’. Maar verrassend genoeg hebben dromen in de Bijbel een tamelijk belangrijke plaats; niet zelden is het de manier waarop God tot mensen spreekt om iets duidelijk te maken over de verre of nabije toekomst.
In het Oude Testament is Jozef zo’n dromer. Bekende voorbeelden zijn de buigende korenschoven, die zijn broers voorstelden, of de droom van de maan en de sterren. (Genesis 37:5-11) Al zijn dromen hebben iets te maken met zijn toekomstige positie van onderkoning. Als kind vond ik die verhalen geweldig, al vroeg ik me wel af waarom Jozef zo dom was die dromen aan zijn broers te vertellen, hij kon immers op zijn vingers natellen dat zij hem dat niet bepaald in dank zouden afnemen. Aan de andere kant, als hij ze voor zichzelf had gehouden, hadden zijn broers hem niet van ergernis in de put gegooid en was hij nooit via de langstrekkende karavaan bij de koning terechtgekomen…
Nog zo iemand is koning Nebukadnezar. Zijn dromen zijn beslist indrukwekkend, maar hij heeft anderen nodig om ze uit te leggen. En niet alleen dat: de uitlegger moet bovendien kunnen vertellen waar de droom in kwestie over gaat. Ga er maar aan staan! Alle tovenaars en wijzen worden erbij gehaald, maar zonder resultaat. Totdat Daniel aan de beurt is. God openbaart aan hem zowel de inhoud als de betekenis. De droom heeft te maken met een verre toekomst, maar heeft ook invloed op hun heden: de koning is diep onder de indruk van Gods grootheid. (Daniël 2:47)
In het Nieuwe Testament komen ook dromen voor. De eerste die droomt, is niemand minder dan de aardse vader van Jezus: Jozef, de man van Maria. Op het moment dat hij serieus overweegt Maria te verlaten, droomt hij van een engel, die hem komt vertellen wat er werkelijk gaande is. Maria draagt niet zomaar een kind, maar de Verlosser Die beloofd is!
Ook die droom is uiteindelijk van doorslaggevende betekenis. Zonder die droom had Jozef Maria niet tot vrouw genomen, was Jezus niet in een stal in Betlehem geboren, waren ze niet naar Egypte gevlucht… Kortom, het hele kerstverhaal zou een andere wending hebben gekregen. Als Maria er alleen voor had gestaan en verstoten was door haar familie, waar Jozef bang voor was, zou ze vast zijn gevlucht. Zou Gods plan met Zijn Zoon dan niet zijn gerealiseerd? Dat kan ik me eigenlijk niet voorstellen.
Maar dankzij de dromen en de gehoorzaamheid van Jozef past alles als een puzzel in elkaar. Jezus wordt geboren in de stad van David, zoals eeuwen daarvoor al was geprofeteerd; ze vluchten naar Egypte als Herodes het kind wil ombrengen; ze keren weer terug wanneer alles veilig is en gaan naar Nazareth, in plaats van naar Judea, waarmee weer een andere profetie in vervulling gaat. (Matteüs 2: 6-23)
Het zijn stuk voor stuk mooie geschiedenissen en het kan interessant zijn om te fantaseren over zo’n wat-als-scenario. Maar wat hebben wij in ons dagelijks leven aan deze verhalen over dromen? Misschien dit: dat we er goed aan doen om af en toe even te stoppen met ons gedraaf en een pas op de plaats te maken. Ook al hebben we zelf dan misschien geen dromen van Bijbelse proporties, er zijn momenten in ons leven dat het belangrijk is om te luisteren naar wat God ons te zeggen heeft. Niet omdat God anders niet tot Zijn doel komt, maar omdat Hij weet wat het beste is en ons kent, compleet met ons verleden, heden en zelfs onze toekomst.
Een mysterie, absoluut. Maar tegelijkertijd geeft dat besef ongelooflijk veel bemoediging en hoop.