Gelukkig nieuwjaar. De afgelopen paar weken is het nogal een aantal keer tegen me gezegd en zelf heb ik deze woorden net zo vaak uitgesproken. Maar eerlijk gezegd vraag ik me diep vanbinnen af of dit nieuwe jaar dat wordt, gelukkig. Want wie zegt mij dat alles goed zal gaan? Dat er niets gaat gebeuren wat heel mijn leven – of misschien wel heel de wéreld – op de kop zet? Dat me ergens de komende tijd geen erge dingen zullen overkomen? Dat me niet wat moeilijks te wachten staat?
Deze vragen zijn niet nieuw. Ze zingen vaker rond in mijn gedachten en komen voort uit het voorgevoel dat in mijn binnenste huist en me zegt dat dat laatste zo zal zijn. Dat er inderdaad moeilijkheden gaan komen. Dat er binnen nu en niet al te lange tijd een eind komt aan mijn nagenoeg zorgeloze leven met alle vrijheid en welvaart, die enerzijds heel fijn zijn, maar waar ik me aan de andere kant meer en meer ongemakkelijk bij voel. Vooral als ik verhalen hoor van vluchtelingen en vervolgde christenen of wanneer ik beelden zie van de mensen in de derdewereldlanden.
Dan besef ik: mijn bestaan kan onmogelijk altijd zo gelukkig en comfortabel blijven als het momenteel is. Niet in deze gebroken wereld met zo veel kwaad, zo veel onrecht, zo veel pijn, zo veel verdriet. Op een dag moet iets daarvan – of het nu een vorm van onrecht is, pijn, verdriet of lijden – ook mij raken, dat kan niet anders. Eeuwen terug heeft Jezus tenslotte Zelf gezegd: ‘Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in deze wereld.’ En dat was niet uitsluitend bedoeld voor mensen die in Zijn tijd leefden en is ook niet alleen voor anderen; dat geldt ook voor mij.
Die overtuiging maakt me echter wel onzeker en bang, en zorgt ervoor dat mijn hoofd zich regelmatig vult met honderd-en-een mogelijke (doem)scenario’s over wat er kan gaan gebeuren. Variërend van wereldwijde rampen zoals terroristische aanslagen, kernoorlogen en enorme natuurrampen, tot meer persoonlijke dingen als ongeneeslijk ziek worden, een ongeluk krijgen en een geliefde verliezen.
Urenlang kan ik over dit soort dingen piekeren. En dat terwijl ik me realiseer dat ik er, hoeveel ik hierover ook nadenk, helemaal niks mee opschiet. Want het zorgt er niet voor dat ik opeens vooruit kan blikken en zien wat er allemaal staat te gebeuren, en ik word er ook niets wijzer van. Integendeel, de toekomst is en blijft een vraag waarop ik het antwoord niet weet. Ik weet niet of er een kernoorlog zal uitbreken, en zo ja, wanneer. Ik weet niet hoeveel en op welke plaats – misschien wel heel dichtbij – er precies terroristische aanslagen gepleegd gaan worden. Ik weet niet of ik iedereen van wie ik houd in mijn leven mag houden. Ik weet zelfs niet of ik over twaalf maanden nog leef.
Maar te midden van al die gekmakende en soms beangstigende onzekerheden en vragen is er één ding dat ik wel zeker weet. Wat mij dit jaar of in de tijd daarna ook overkomt – al is het nog zo verschrikkelijk – ik heb God. Hij Die alles en iedereen op aarde bestuurt en al het kwaad in de wereld heeft overwonnen. Die heeft verzekerd dat Hij nooit los zal laten wat Zijn hand begon. Die Zijn leven gaf om het mijne te redden. Die heeft gezegd: ‘Wees niet bang, want Ik ben met je.’ Die – mij en jou en iedereen – heeft beloofd: ‘Ik zal er zijn.’ Dit jaar. Altijd.
En dat maakt van dit jaar dan misschien niet per se een ‘gelukkig’ jaar, maar wel een ‘gezegend’ jaar. Omdat elke dag die God met je is en Hij voor je zorgt een gezegende dag is.