Toen het groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao. Deze nam het kind aan als haar eigen zoon. Ze noemde hem Mozes, ‘want,’ zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’
(Exodus 2:10, NBV)
BEGRIJPEN
Mozes en Ester – het zijn niet de minsten in de Bijbel. Twee belangrijke personen in de geschiedenis van God en zijn volk. Door Mozes heeft God zijn volk bevrijd van de slavenarbeid in Egypte, zodat zij zelfstandig, in vrede en veiligheid kon leven in het land dat Hij hen beloofd had. En door Ester wordt het volk gered van een genocide in het Perzische rijk. Mozes en Ester spelen een belangrijk rol in de voortgang van Israël. En daaruit blijkt maar weer dat God niet de belangrijkste mensen uitkiest om zijn geschiedenis mee te schrijven.
Mozes is vast en zeker gewenst door zijn ouders. Tegen het bevel van Farao in laten zij hun zoon in leven. En tegelijkertijd weten ze ook dat hun zoon geen schijn van kans heeft als ze hem thuis houden. Daarom kiezen zij ervoor om Mozes af te staan. En gelukkig – de vondeling wordt gevonden door niemand minder dan de dochter van de Egyptische Farao. En Mozes’ toekomst is veilig gesteld wanneer zij hem aanneemt als haar eigen zoon.
Hetzelfde gebeurt met Ester. Ook zij wordt aangenomen, geadopteerd in een ander gezin. In Esters geval gaat het om een bekende: haar oom Mordechai neemt haar aan als zijn eigen dochter, omdat Ester zowel haar vader als haar moeder kwijt is geraakt.
Zoals Mozes door Farao’s dochter werd aangenomen, zoals Ester door haar oom werd aangenomen – zo moeten wij ook naar onszelf kijken. Want wij zijn allemaal aangenomen! Door het offer van Christus, door zijn Geest heeft God ons aangenomen als zijn kind. Dat we Hem onze Vader mogen noemen, komt doordat Hij ons als zijn kind heeft geadopteerd.
Wat adoptie bewerkt, is dat er een veilige plek geboden wordt. Bescherming en verzorging. Liefde en genegenheid. Structuur en leiding. Alles wat je nodig hebt om op te groeien wordt een kind bij adoptie geboden – idealiter. (Ik realiseer mij heus wel dat er een hoop mis gaat bij adoptie…) Mozes had die geborgenheid nodig, Ester had die zekerheid nodig. Jij en ik hebben die beschutting nodig.
NALEVEN
Aangenomen is een wat ouderwetse manier van spreken. Een enkele keer vraagt men het nog wel eens: ‘Bent u een aangenomen kind?’ Of over onze dochter: ‘Is dat een aangenomen meisje?’ En daarmee wordt gevraagd of ik soms geadopteerd ben of onze dochter misschien geadopteerd is – ze valt wat uit te toon in ons gezin qua huidskleur, dus de vraag snap ik wel.
Adoptie kwam in de oudheid ook al voor. De levensverhalen van Mozes en Ester getuigen daarvan, maar ook in de Romeinse tijd was het bijvoorbeeld niets raar dat er kinderen geadopteerd werden. Blijkbaar is het van alle tijden, van alle plaatsen – een soort overlevingsstrategie.
Soms hoor ik het mensen wel eens zeggen: ‘Ik zou dat nooit kunnen – een kind adopteren. Ik geloof niet dat ik van het kind van een ander zou kunnen houden. Een kind dat niet je eigen vlees en bloed is – nee, dat zou ik niet willen.’ Nou begrijp ik ook wel dat mensen zulke dingen niet zeggen om te kwetsen, maar voor mij als geadopteerde én adoptiemoeder zijn dit soort opmerkingen wel dubbel pijnlijk. Maar, en daar gaat het me nu om, als je je dat niet kunt voorstellen – kun je je dan eigenlijk wel voorstellen dat God van je houdt? Kun je je dan wel voorstellen dat Hij jou adopteert, jou aanneemt als zijn eigen kind terwijl je eigenlijk een vreemde voor Hem bent?
Liefhebben is soms hard werken. De liefde voor een kind is niet vanzelfsprekend – al lijkt dat een taboe. De liefde voor een adoptiekind moet vaak groeien. Maar dat betekent niet dat er geen liefde kan zijn.
Als wij allemaal adoptiekind van God zijn dan mag dat ook wel bescheiden maken. Voor ons allemaal geldt dezelfde uitgangssituatie: eerst waren we vreemden voor God, maar door zijn genadige liefde zijn we nu zijn kind. En zo mag je ook naar andere mensen kijken: door de wereld misschien wel verstoten, afgedankt, weggestopt, maar door God in liefde aangenomen…