Het is inmiddels jaren geleden, dat God mij en mijn man nog een zoon beloofde. Onze dochter van acht bidt en hoopt al haar halve leven mee. Wijzelf waren er minder mee bezig. God doet immers wat Hij belooft?
Vorig jaar werd ik eenenveertig. Ik vroeg aan God: ‘Vader, heb ik me vergist?’ Daarop moest ik denken aan een Bijbeltekst en toen ik die opzocht, stond daar de belofte: je zult een zoon krijgen. Kort daarna moest iemand sterk aan ons denken bij de tekst: over een jaar zul je een zoon hebben. Dat was vast niet letterlijk bedoeld, dacht ze, want zij zag de feiten: onze dochter is al acht, ik ben chronisch ziek, en al niet meer zo jong. Maar vlak daarna… werd ik zwanger.
Wat een blijdschap! Omdat dit voor ons overduidelijk de beloofde zoon was, waren we niet bang om het onze dochter snel te vertellen. Zij was dolblij.
Na elf weken begon ik echter bloed te verliezen. De verloskundige wilde me zien, op vrijdagmiddag om vier uur. We gingen erheen voor een echo, en in de haast hadden we geen tijd meer om nog oppas te regelen, dus ging onze dochter mee. Maar ach, gezien al die beloften kon er toch niets ernstigs aan de hand zijn…
Maar de verloskundige had slecht nieuws: medisch gezien zag het er hopeloos uit. Wat niet klopte met wat God gezegd had! Dus besloten we niet meteen familie en vrienden op te bellen, maar eerst naar God te gaan. Met z’n drieën kropen we op de bank. Ralf pakte zijn gitaar en we zongen voor God. We ervoeren dat Hij ons aanvuurde om te strijden voor dit nieuwe leven.
Dus dat deden we, twee maanden lang, en steeds meer mensen baden met ons mee. We kregen belofte op belofte door teksten die we kregen, soms zelfs van mensen die niets van de situatie af wisten, en die toch van Hem hetzelfde hoorden als wijzelf.
Dat gaf ons hoop. En op basis van dat geloof kozen we onze acties: we gingen niet van echo naar echo leven. In plaats daarvan gaven we het over in de handen van God en gingen we door met ons leven. Ons meisje bad dapper en in tranen mee voor haar broertje, en wist zeker dat God het wilde redden. Alle emoties van onzekerheid, angst, verdriet en twijfel waren er ook, maar die lieten we niet de stemming bepalen.
Maar de afgelopen week kreeg ik meer last van mijn lichaam en uiteindelijk gingen we vrijdag naar de gynaecoloog. Ik wist diep vanbinnen: het is voorbij. En inderdaad: ik was niet meer zwanger. Ik huilde, Ralf hield me vast.
Onze dochter reageerde verbazend sterk: ‘Het meeste verdriet heb ik de afgelopen tijd al gehad,’ zei ze. ‘Ik denk dat de dood tussen ons en God probeerde te komen, maar dat is niet gelukt.’ Ze begon te zingen, en wij zongen mee. ‘Vader, U bent goed, U bent heilig, U bent liefde. Jezus, U bent groot, U bent sterker dan de dood.’ Daarna bedacht ze dat de oma van papa in de hemel het misschien wel heel leuk vindt, om voor de baby te zorgen. De mama van papa is diep ontroerd als ze dat hoort. Wat hoopvol, wat mooi! Dit is geen einde; het is een verhaal dat ergens anders verdergaat.
Nu is het zondag. Het is stil in huis. Mijn man en dochter zijn naar de kerk en ik zit in bed met een zeurderige pijn in mijn buik en lege handen. Ik ben verdrietig en chagrijnig en ik snap er niets van. Ik weet dat dit heel veel vrouwen overkomt, maar hoe zit het dan met al die beloften? Tegelijkertijd heb ik niet de behoefte om het te snappen.
Ik ben moe van het gevecht. Dat vertel ik aan God. Ik huil en mopper en sla mijn kussen in elkaar. Hij zwijgt in Zijn liefde. Hij is er gewoon. God is groot en Hij is goed. We houden van Hem. Hij is de God Die leven geeft. De dood is overwonnen. Ons kindje is veilig bij Hem, en op een dag… zullen we het terugzien.