‘“Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft,”’ zo zegt de Schrift.’ Hiermee doelde hij op de Geest Die zij die in Hem geloofden, zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven.
(Johannes 7:38-39, NBV)
BEGRIJPEN
Ze blijft me boeien, de vrouw bij de bron in Samaria. Ik weet niet eens hoe ze heet, maar ik heb over geen enkele andere vrouw uit de Bijbel zo veel preken gehoord als over haar. En telkens weer ontdek ik iets nieuws in haar verhaal.
De feiten zijn even simpel als schokkend. Een Samaritaanse vrouw met een slechte naam ontmoet een Joodse man op een plek waar ze geen van beiden hoorden te zijn. Zij niet, omdat het niet gebruikelijk is om op het heetste moment van de dag water te gaan putten, en Hij niet omdat een Jood Samaria en de omgang met Samaritanen nu eenmaal koste wat kost diende te vermijden.
Jezus moest door Samaria heen, lezen we tot onze stomme verbazing in Johannes 4:4. Van wie moest Hij dat? De Joden namen altijd een omweg als ze van zuid naar noord reisden om Samaria te vermijden. Jezus kreeg Zijn opdrachten blijkbaar niet van de Joden, maar van Zijn Vader; een Vader met oog voor het individu. De toevallige ontmoeting bij de bron was door God zorgvuldig en liefdevol geënsceneerd. Jezus was een Man met een missie. Ook als Hij onderweg was. Ook als Hij moe was en dorst had (Johannes 4:6). Hij stond gewoon 24/7 in dienst van God.
Bij de bron, op het heetste uur van de dag komt deze vrouw, met een verleden dat doet vermoeden dat ze verder van God verwijderd is dan wie dan ook, in aanraking met de Zoon van God. Verrassend genoeg begint Jezus een gesprek met haar. Een respectabele Joodse man zou niet met een vrouw zoals zij moeten praten, punt uit. Een vrouw met zo’n reputatie kan de goede naam van Jezus alleen maar schade berokkenen, maar daar geeft Hij blijkbaar niets om!
Vreemd genoeg blijkt deze vrouw godsdienstig aardig onderlegd. Ze weet het een en ander over de vete tussen Joden en Samaritanen (Johannes 4:9), over aanbidding en gebedsplaatsen (Johannes 4:20) en over de verwachte Messias (Johannes 4:25). En na vijf echtscheidingen weet ze ongetwijfeld ook heel wat over mannen (of juist niet). Maar een man als Jezus heeft ze nog niet eerder ontmoet. Hij luistert naar haar, gaat een dialoog met haar aan, neemt haar vragen serieus en behandelt haar voorkomend en met waardigheid. Gelukkig weet Hij niet wat voor een vrouw ik ben, heeft ze wellicht gedacht.
Maar dat weet Hij wel degelijk…
Uiteindelijk blijkt dat zij niet weet wat voor een vrouw ze eigenlijk is. Jezus confronteert haar met zichzelf. Hij weet dat ze haar eigen werkelijkheid onder ogen moet zien, wil ze ervan bevrijd worden! Jezus preekt niet, veroordeelt niet, vernedert niet. Nee, Hij herinnert de vrouw er op Zijn eigen manier aan wat haar keuzes haar hebben gebracht. Hij dringt met Zijn eerste opmerking meteen door tot de kern van haar nood, van haar verlangen, van haar leegte. ‘Als u wist wat God wil geven, en Wie het is Die u om water vraagt, zou u Hem erom vragen en dan zou Hij u levend water geven.‘ (Johannes 4:10)
Hier, op deze uitzichtloze plek, waar haar verleden en haar reputatie geen geheim meer blijken te zijn, durft ze haar diepste verlangen prijs te geven – haar verlangen naar echte vrede, echte liefde. Nu durft ze toe te geven dat ze in haar vruchteloze zoektocht naar relaties eigenlijk op zoek was naar water – levend water. Terwijl ze haar leven lang wanhopig op zoek was naar de juiste man, was ze eigenlijk op zoek naar God. En nu staat Hij voor haar, biedt haar levend water aan en wijst haar de weg naar Zichzelf.
Haar dorst is gelest. Haar hunkerende hart genezen. Geen wonder dat ze haar kruik laat staan, de stad in rent en schreeuwt: ‘Kom mee, er is Iemand Die alles van mij weet!’
Het levende water dat Hij haar heeft gegeven, wordt meteen een rivier van levend water die stroomt uit haar hart. Het werk van de Heilige Geest, werkzaam in haar leven. Ik weet het, de Geest was op dat moment nog niet uitgestort in iedere gelovige. Dat gebeurde pas tijdens het Pinksterfeest (Hand. 2). Maar Jezus gebruikt zowel in Johannes 4 als in Johannes 7 hetzelfde beeld, dat van levend water. Water dat niet alleen de ontvanger vult en zegent, maar dat al snel overstroomt vanuit het gelovige hart naar de mensen om hem/haar heen.
Opeens schaamt ze zich niet meer voor wie ze is. Deze vrouw die werd begrensd door haar verleden, durft weer in het heden te leven en ziet de deur van de toekomst wijd open gaan! Door haar leven had ze alle respect en aanzien verloren. Afgewezen! Door mensen en door zichzelf. Maar Jezus aanvaardt haar! In Zijn ogen is zij, net als jij en ik, de moeite waard om gered te worden. Om van te houden. Om voor te sterven!
NALEVEN
Wat denk je, zou zoiets jou en mij ook kunnen overkomen? Onze fouten, onze aaneenschakeling verkeerde keuzes, alles wat door anderen als hopeloos verloren wordt bestempeld, zou dat werkelijk te redden zijn? Je verwacht toch niet dat de chaos die we van ons leven hebben gemaakt juist de plaats kan zijn waar we Jezus ontmoeten? Of wel?
Herken je het gevoel van deze vrouw – afgewezen te worden door mensen? Om wie je bent, om wat je hebt gedaan, om wie je ouders waren, omdat je niet gewenst bent, of om wat voor reden dan ook? Niemand die met je wil omgaan, naar je wil luisteren. Hoe ga je daar dan mee om? Zoek je invulling voor die leegte in allerlei zaken die maar heel even voldoening geven?
Onze zoektocht naar liefde, naar de zin van het bestaan, naar geluk, is vaak een vermomde zoektocht naar God. Als de bodem onder ons bestaan wegvalt, als we geen licht meer zien aan het eind van de tunnel, als we nergens meer terechtkunnen, worden we ons vaak bewust van ons verlangen naar God.
Wat deze vrouw eigenlijk van de Messias had verwacht, is een strenge, gerechtvaardigde reprimande over de gevolgen van haar vernietigende keuzes. Maar in plaats daarvan ontvangt ze van Hem barmhartigheid, vriendelijkheid, tederheid en een uitweg uit de puinhopen van haar leven. Ze wordt aanvaard. Zoals ze is. Ze vindt liefde, herstel, vergeving en een nieuwe toekomst.
Na haar gesprek met Jezus begint de vrouw bij de bron aan een heel nieuw leven, al is er in feite nog niets veranderd. Ze woont nog steeds samen met een man die niet haar echtgenoot is. Ze heeft nog steeds vijf echtscheidingen achter de rug. Haar reputatie is nog steeds een ramp. Haar geloof is pas een paar minuten oud en nu al is ze een getuige, nu al heeft ze een enorme invloed op haar omgeving. Het levende water begint te stromen en doet zijn helende werk. Ze wordt niet langer afgewezen, maar aanvaard! Haar woorden zijn schaars en schijnbaar onbetekenend, maar dat ze ze uitspreekt, betekent alles. Feitelijk zegt ze: ‘Ik weet dat jullie weten wie ik ben, maar ik heb net Iemand ontmoet Die me heeft bevrijd van mijn verleden, van mijn reputatie, en nu ben ik niet langer wie jullie denken dat ik ben. Ik ben niet langer een gijzelaar van mijn verkeerde keuzes. Ik ben vrij. Ik ben vrij.’
De vrouw bij de bron
ontmoet de bron,
drinkt uit de bron
en wordt zelf een bron.