Vrijdagochtend, tegen tienen. Een kakofonie van geluiden verwelkomt me… Het is weer tijd voor onze wekelijkse orkestrepetitie. Sinds jaar en dag maak ik deel uit van een ‘seniorenorkest’ – mannen en vrouwen van 55+ die vaak al decennia lang musiceren en dat ook nu ze een dagje ouder zijn nog steeds graag in groepsverband blijven doen.
Onze plaatselijke muziekschool heeft jaren geleden in die behoefte voorzien. Twee uurtjes inspanning en ontspanning, met over het algemeen na verloop van tijd het beoogde resultaat. De dirigent wacht wekelijks de zware taak om het zootje ongeregeld dat wij toch zijn (een kleuterklas is er niks bij) in het gareel te krijgen en te houden en een poging te wagen het hele orkest tegelijk te laten beginnen en eindigen. Als een harmonieus geheel.
Als het eerste stuk gespeeld is en de instrumenten warm zijn geblazen, is het tijd om te stemmen. Een voor een worden de instrumenten afgestemd op een vaste toon en daarbij is de dirigent niet snel tevreden. Een klein toonverschil per instrument levert in het geheel immers al snel een disharmonieus resultaat op waarbij je de haren ten berge rijzen. Als je die als senior tenminste nog hebt…
Een gevleugelde uitdrukking van de man bij het stemmen is dan ook: ‘Eén haar op je hoofd is niet veel; één haar in de soep wel.’ Wat die uitdrukking betekent, hoor je meteen zodra we even later inzetten. Want hoe verschillend al die instrumenten ook zijn qua klank en formaat, zodra ieder instrument, afgestemd op een vaste toon, zijn eigen partij aanheft, zijn de disharmonie en de kakofonie opeens verdwenen en vult de zaal zich met een welluidende melodie die klinkt zoals de componist het destijds bij het componeren heeft bedoeld.
De moraal van dit verhaal is tweeledig:
Enerzijds is het een stimulans om, ook als je ‘senior’ bent, zulke vormen van gezamenlijke ontspanning en inspanning te blijven zoeken, gewoon omdat het goed is voor lichaam en geest én voor de broodnodige contacten.
Anderzijds valt er voor de kerk, het Lichaam van Christus, nog heel wat te leren van zo’n vorm van musiceren. Als wij christenen ieder onze eigen partij bespelen op ons eigen instrument, afgestemd op de Vaste Toon en onder leiding van de Dirigent, dan klinkt vanuit de Kerk niet langer een kakofonie van valse noten en verschillende ‘geluiden’ door de wereld, maar een harmonieuze melodie van hoop, geloof en liefde zoals de Grote Componist het heeft bedoeld.