In de winter vind ik mijn tuin maar niets. Overal modder. Het gras is aan puinpoeier. Veel te nat en drekkig. Weinig groen. Ik pleur meestal wat winterviolen in een bak om het geheel wat kleur te geven. Maar de borders blijven kaal. Ik word daar onrustig van. Tuinen horen niet zwart en verwaaid te zijn. Ik hou van lange zomeravonden in de hangmat. Veel groen. Veel leven. Met een koel briesje dat zachtjes door de hortensia en de vergeet-me-nietjes ruist.
In het midden van onze tuin staat een beginnende kastanjeboom. Voor een kastanjeboom dan, want hij is al bijna twee meter hoog. De boom begon als een kastanje in onze koelkast. ‘Er moet flink veel kou overheen,’ aldus mijn man destijds. Met liefde en zorg werd de kastanje even later begraven in de zwarte aarde van onze tuin. En nu staat hij daar trots en sterk de winter te overleven. Bij de kastanje hoef ik niet bang te zijn voor een beetje vorst. Hij verliest zijn bladeren, maar trotseert de kou, de harde regen en de wind.
Als ik dat bedenk, realiseer ik me dat het met het leven ook zo is. Dat er winters zijn waarin je bladeren afvallen. Dat de regen je tegen de wangen kan striemen totdat je je eigen tranen niet meer voelt stromen. Dat je je begraven voelt onder een dikke laag modder en de vrieskou je botten voelt binnendringen. Dat je denkt: wie ben ik nou nog, zo zonder de zon? Zelf ploeter ik maar wat aan hier op de aarde. In de aarde. Mijn nagels worden er zwart van en een bak winterviolen maakt het verschil ook niet.
Ik kijk weer naar de kastanjeboom. Hij staat gewoon te staan in de tuin. Zonder te weten wat er gaat gebeuren. Heel anders dan de zomerbloeiers die eerder in de tuin stonden. Die gingen voor snel geluk. Intens. Ze waren even heftig rood en oranje om daarna snel weer te sterven. Omdat ze niet waren geworteld.
Dat doet me denken aan mezelf. Ik ben zo gewend om invloed te hebben. Om regie te nemen. Om te kiezen voor wat snel en intens tot schoonheid, succes, prestatie, vrolijkheid en rosé bij zomerbriesjes leidt. Maar als het even niet lukt om zelf de zomerbloeiers in mijn leven te planten, dan voelt het alsof ik vanbinnen sterf.
De kastanje leert me dat er een ander soort groeien is. Dat er een ander soort ‘zijn’ is: wachten om te zien wat er van nature ontstaat. Mijn wortels, die doen ertoe. Die hoeven alleen maar te wortelen in vruchtbare grond. En ik mag gewoon wachten. Wachten op de eerste zonnestralen. Op de zachte lenteregen. Op dat wat vanzelf wel ontstaat.
Want… winter is het seizoen om voor nieuwe seizoenen je hart open te doen.
PS Dankzij mijn man is onze tuin elke lente en zomer weer een genot om in te verblijven. Dat moet toch even gezegd.