Het kruispunt. Tot afgelopen week bevond ik me daar nog steeds. Ik bleef maar wikken en wegen. Naar de ene weg kijken, naar de andere weg turen. Op een gegeven moment werd het druk op de weg, en ergens had ik de hoop dat die mensen mij wel konden vertellen welke kant ik op moest gaan. Maar je raadt het al: zo veel mensen, zo veel meningen. In plaats van dat ik wijzer werd, werd het alleen maar lastiger…
Tussen al die meningen en verhalen verloor ik namelijk steeds meer het zicht op mijzelf en wat ik wilde. Ik bleef maar tussen de twee wegen heen en weer drentelen. Ik was vergeten dat ik mijn Gids om hulp had gevraagd.
Maar eigenlijk wilde ik Hem ook vergeten. Ik wilde zelf beslissen. Ook al wist ik dat ik de weg niet zonder Hem kon gaan. Stoutmoedig liep ik een weg op – de weg die ik gekozen had. Hij zou mij toch wel volgen. Dat had Hij beloofd, toch? Dat Hij altijd nabij zou zijn? Ik gluurde over mijn schouder. Hij scheen mij niet te volgen.
‘Deze weg gaan we, oké?’ schreeuwde ik, maar Hij leek niet te luisteren. Hij was druk in de weer met stenen en hout. ‘Hallo-o,’ riep ik vervolgens geërgerd, ‘deze kant op!’
Mijn Gids keek op. Ik zag Zijn mond bewegen, maar ik stond al te ver weg om Hem te verstaan. Ik liep een paar stappen terug. Nog steeds op afstand, maar net dichtbij genoeg om Hem te verstaan.
‘Je had Mij om raad gevraagd.’ Zonder verwijt, zonder boosheid.
‘Ja, maar het is toch duidelijk dat we deze kant op moeten?’ zei ik. ‘Heel veel mensen lopen in deze richting. Het is de beste weg.’
‘Maar je had Mij om raad gevraagd. En je hebt er nog niet met Mij over gesproken.’
Mijn ergernis groeide. ‘Maar het is toch duidelijk? We hoeven er niet meer over te praten. Deze weg gaan we. Punt.’
‘ Als jij dat wilt, kun jij die weg gaan,’ zei Hij.
‘Maar je had beloofd altijd dichtbij te zijn! Ik wil dat Je mij volgt.’
‘Is dat wat je wilt? Is dat hoe het zijn moet? Dat Ik jou volg?’
‘Maar heel veel mensen gaan deze kant op,’ probeerde ik nog.
Hij keek op van Zijn werk, waar Hij uiteraard gewoon mee doorgegaan was. Ik zag Zijn gekwetste blik en ik begreep dat ik te ver was gegaan. Toch kon ik nog niet besluiten om terug te lopen en heel even overwoog ik zelfs om zonder Hem verder te gaan. Maar ik wist dat ik dat niet kon.
Ik capituleerde. Met tegenzin. Sloffend liep ik terug. Naar het begin. Nog geen steek opgeschoten.
‘En wat is dit?’ snauwde ik, en ik wees naar het hout en de stenen.
‘Een altaar.’ Hij was allerminst onder de indruk van mijn boosheid. ‘Ik wil dat je alles hier neerlegt. Alles. Je afgoden, je dromen, je gezondheid. Alles.’
Mezelf. Ik slikte, en na nog een keer slikken, deed ik wat Hij vroeg. ‘Het doet zo’n zeer,’ huilde ik, toen ik zag dat alles in vlammen opging.
Hij sloeg Zijn arm om mij heen. ‘Dat heet nu sterven aan jezelf.’
PS Lees ook Dinekes blog Waarheen leidt de weg.