En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.
(Johannes 1:14, HSV)
UITLEG
Ik ben weer begonnen. ’s Ochtends vroeg, als de rest van ons gezin langzaam ontwaakt, draaf ik over menig weg en straat. Voor mij is dit hardlopen een wilsbesluit, ik beleef er nog niet zo veel plezier aan. Eigenlijk houd ik helemaal niet van sporten. En ook niet zo van mijn lijf. Maar dat zal vast met elkaar te maken hebben.
Natuurlijk weet ik dat mijn lijf door God is geschapen. Wonderlijk gemaakt, zoals ik vaak genoeg in Psalm 139 heb gelezen. Drie keer heb ik een pasgeboren kindje op mijn buik gehad. Ik weet hoe wonderlijk dat is. Ik kan genieten van haar dat over mijn rug zwiert, van de krul van een wimper als ik er mascara op borstel. Maar toch… leef ik vooral in mijn hoofd. En een beetje in mijn gevoel. Het lukt me niet altijd goed om in mijn lijf te leven.
En nu, met de zomer voor de deur, zijn we vaak wat meer bezig met ons lijf; we fronsen naar onze vetrolletjes, proberen nog vlug wat grammetjes af te vallen om een bikiniproof buikje te krijgen en klagen over ons not so perfect lichaam… Noem maar op. Als je het herkent, is het misschien het goed om eraan te denken dat God er bewust voor heeft gekozen om mens te worden. Een menselijk lichaam aan te nemen. Met oksels, vetlagen, moedermelk en babypoep. Een menselijk lijf in al zijn schoonheid en kwetsbaarheid, in al zijn kracht en lelijkheid. Deze menswording is onze redding.
Als Jezus sterft, is dat ook op een menselijke manier; Hij gaat echt dood. Maar Hij wordt ook echt levend. Zoals de lijfelijke geboorte van Jezus verlossend is, is Zijn dood dat ook – en Zijn opstanding in een nieuw geschapen lichaam. God vindt Zijn schepping zo belangrijk dat Hij die nieuw wil maken. Een echte nieuwe aarde, met echte mensen, een echt lijfelijke ervaring. Zo echt als het visje dat Jezus na Zijn opstanding eet.
Als God Zijn schepping, mij als Zijn schepsel, zo belangrijk vindt, helpt dat mij om ook meer in mijn lijf te leven.
NALEVEN
Als God iets geschapen heeft, benoemt Hij het als goed. Toen Hij de mens had geschapen, noemde Hij hem zelfs zeer goed (Genesis 1:31). Kun jij dat God nazeggen? Misschien begint leven in je lijf wel met dankzeggen. Dankzeggen voor wat God je geeft. Dat je een lijf hebt om mee te bewegen, dingen aan te pakken, mensenkinderen te knuffelen en om mooi te maken. Spreek het maar uit, schrijf het maar op. En doe het!
Het christelijk geloof wordt niet alleen getypeerd door zegen en dankbaarheid. Maar ook door hoop en verlangen. Hopen op wat je niet ziet en verlangen naar wat er nog niet is. Er is zo veel in onze lichamen wat niet volmaakt is! Bij christen-zijn hoort zeker ook het uitspreken van je verlangen. Ook hiervoor geldt: spreek het maar uit, schrijf het maar op. Wees maar concreet in je hoop en in je verlangen.
Toch leven we niet in het verleden van de zeer goede schepping. En we leven ook niet in de gouden toekomst van God. We leven in het nu, op deze geweldige en geschonden aarde. Met onze mooie en vermoeide lichamen. De uitdaging is natuurlijk om in dat leven van alledag te ontdekken dat God er wil zijn. Te ontdekken dat het Woord vlees wil worden in jouw leven. Hij wil er zijn in het pashokje, op het strand en voor de cameralens.
Vol van genade en waarheid – de woorden uit Johannes 1:14. Zo zou ik wel in mijn lijf willen leven: eerst het woord van genade, waardoor ik mag leven, mag zijn. Maar ook een woord van waarheid, geen vlucht uit de keuzes van alledag. De veiligheid van de genade en de daadkracht van de waarheid.
Wanneer heb jij genade nodig om in je lijf te kunnen leven? En bij welke keuzes heb je de waarheid nodig?