Daarom zal ik u hieraan blijven herinneren, hoewel u dit alles wel weet en gegrondvest bent in de waarheid die u hebt leren kennen.
(2 Petrus 1:12, NBV)
BIJBELGEDEELTE
Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen, en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen.
(Hebreeën 10:24-25, NBV)
EEN STAPJE DICHTERBIJ
Top 3 van goede voornemens blijft stabiel, las ik laatst op de site van de ING. Uit onderzoek blijkt dat acht op de tien Nederlanders een of meerdere goede voornemens voor het nieuwe jaar hebben. De top drie is al een paar jaar ongewijzigd: meer sporten/bewegen, minder druk maken en afvallen.
Het gaat meestal om dingen die we best wel weten. We weten dat het goed is voor ons lichaam om gezond te eten en regelmatig te bewegen en dat onze geest er baat bij heeft als we ons niet over de kop werken, vaker ‘nee’ zeggen en leren loslaten. Dat voorkomt een hoop narigheid.
Tja. Tot zover de theorie. De praktijk is weerbarstiger. Ik denk dat ik niet de enige ben die na een poosje de door de fysiotherapeut voorgeschreven oefeningen niet meer doet, of toch weer gedachteloos mezelf voorbijloop, wat ik dan weer moet bezuren met pijn en oververmoeidheid. Patronen doorbreken en je gedrag blijvend veranderen is vreselijk moeilijk. Daarom is het goed om er telkens weer aan herinnerd te worden.
Petrus zegt iets soortgelijks tegen de gelovigen aan wie hij zijn brief schrijft: ‘Jullie weten allemaal best wat God van je vraagt en wat ervoor nodig is om te groeien in je geloof. Maar toch blijf ik het zeggen, want ik wil dat jullie het blijven onthouden.’ Er klinkt geen verwijt in door. Als er iemand was die wist dat je enthousiast en vol goede moed van start kunt gaan, maar ergens onderweg jezelf ongenadig kunt tegenkomen, was het Petrus wel. Maar hij wist ook dat je bij God altijd opnieuw mag beginnen.
Soms denken we dat het alleen aan leiders in de kerk is voorbehouden om zulke dingen te zeggen. Maar in het gedeelte uit de Hebreeënbrief worden we allemaal opgeroepen om op elkaar te letten en elkaar aan te vuren. De dingen die daarbij genoemd worden, zijn best confronterend. Durven we dat? Tegen iemand zeggen: ‘Hé, ik heb je al een poosje niet in de kerk gezien. Hoe komt dat? Hoe gaat het met je? Zulke vragen stellen we elkaar niet zo gauw. Maar waarom eigenlijk niet? Paulus vergelijkt ons christelijk leven met een wedstrijd, die we vastberaden moeten lopen. Daar kun je iedere aanmoediging bij gebruiken, net als wanneer je samen gaat sporten. Dat houd je ook beter vol met een maatje, of in een groep.
En als iemand valt, of door het leven krom gebogen wordt, dan helpt de Heer, staat in het prachtige lied Adem om van U te zingen. Het leven deelt soms rake klappen uit, we kunnen struikelen en vallen. Dan helpt de Heer, zegt het lied. Ja, maar heel vaak gebruikt Hij mensen. Jou en mij. Als je merkt dat iemand moe wordt, of niet meer verder kan, vraag dan simpelweg: Kan ik je ergens mee helpen? Mag ik een poosje met je oplopen? Niet vanuit een houding dat jij het allemaal beter weet; de volgende keer kunnen de rollen immers omgedraaid zijn en ben jij degene die het even niet meer trekt. Dan hoop je ook dat die ander jou helpt.
We hebben elkaar nodig om de wedstrijd uit te lopen; dat kunnen we niet vaak genoeg zeggen. Misschien wel een heel goed voornemen voor 2018!
GEBED
Dank U, Heer, voor de mensen om mij heen die mij telkens weer bemoedigen, die met me oplopen, of er zonder woorden voor me zijn. Leer mij zelf ook zo iemand te zijn.