Het gonsde van bedrijvigheid in het Internationaal Christelijk Centrum in Helsinki. Dozen met voedsel werden uitgeladen, gesorteerd en uitgestald op de vele tafels. In de hal lagen enkele tafels vol met tweedehands kleding, klaar om meegenomen te worden voor wie er behoefte aan had.
Tegen vijven dromden er enkele honderden mensen het gebouw binnen. Gewapend met tassen, boodschappenkarretjes of kinderwagens. Het geroezemoes had voor mij veel weg van hoe het in Jeruzalem moet hebben geklonken op het allereerste Pinksterfeest. Er werd gepraat in het Fins, Estlands, Russisch, Pools, Engels en nog een aantal talen die ik absoluut niet kon thuisbrengen.
Toen iedereen na een kop koffie met wat lekkers in de grote zaal had plaatsgenomen begon de dienst. Er werd gezongen, gebeden, uit de Bijbel gelezen en toen gaf de voorganger een korte overdenking door over het leven van Ruth. Haar levensverhaal bleek bijzonder herkenbaar voor al deze mensen uit zoveel verschillende landen, die naar Finland waren gekomen in de hoop op een beter leven, maar die daarin vaak zo teleurgesteld waren.
Toegegeven, niet alle mensen luisterden even aandachtig. Velen speelden wat met hun mobieltje, anderen schuifelden ongedurig heen en weer op hun stoel omdat ze wisten wat hun na de samenkomst te wachten stond. Maar ik hoorde en zag ook instemmend gemompel en geknik bij het horen van het verhaal van Ruth. Velen herkenden zich in haar en ervoeren dat de God die Ruth had gevonden in het vreemde land ook hun God wilde zijn, waar dan ook…
Na het slotgebed mochten de aanwezigen om beurten in een aangrenzend vertrek levensmiddelen ophalen. Voor elk wat wils. Bepakt en bezakt met eten, drinken en desgewenst wat kleding ging ieder uiteindelijk weer zijns weegs.
Geestelijk en lichamelijk gevoed…
Die middag, daar in dat christelijke centrum heb ik Jezus gezien – niet alleen in de mensen die eten uitdeelden, in de voorganger die Gods liefde verkondigde, maar ook in de mensen die eten kwamen halen.
“Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en opgenomen, U naakt gezien en gekleed?”
Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan.”




