De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid…
(1 Korintiërs 13:13, NBV)
BIJBELGEDEELTE
Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten. De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. (…) Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.
(1 Korintiërs 13:1-7, 13, NBV)
BEGRIJPEN
Geloof, hoop en liefde. Maar de meeste van deze is de liefde. Weer zo’n overbekende Bijbeltekst waarvan de betekenis maar al te makkelijk wat sleets wordt. Maar sjonge, Paulus zegt nogal wat hier.
Hij schrijft deze brief aan de gemeente in Korinte omdat daar nogal wat gedoe was. Er was onenigheid binnen de gemeente, er waren verschillende groepen ontstaan die het niet met elkaar eens waren. Het ging hierbij vooral over de levenswijze van de gelovigen: hoe moesten ze omgaan met relaties en seksualiteit, met afgoderij en allerlei heidense filosofieën in hun omgeving, wat betekent het om vrij te zijn?
En midden in die brief met allerlei aanwijzingen over hoe je als christen in de wereld moet leven en hoe je met elkaar moet omgaan, schrijft Paulus een prachtig gedicht over de liefde. Hij maakt duidelijk dat we ons nog zo netjes aan de regels kunnen houden, onze theologie nog zo netjes op orde kunnen hebben, dat we nog zulke mooie preken en bijbelstudies kunnen houden, maar dat het zonder liefde allemaal niks voorstelt. En dan niet liefde als genegenheid, een warm gevoel, maar zichzelf gevende liefde, liefde die de ander belangrijker vindt dan zichzelf, barmhartigheid. Dát is wat God geeft en wat God ook graag in ons leven wil zien.
In Matteüs 9:13 zegt Jezus het ook: ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers.’ Hij verkiest liefde boven je netjes aan de godsdienstige regels houden. En vele andere teksten zeggen hetzelfde: hou van elkaar, zodat de mensen zien wie God is; laat iedereen jullie kennen als vriendelijke mensen; geef meer dan het normale; hou van hen van wie je helemaal niet wílt houden, hou van je vijanden.
Het is niet dat regels, de theorie van het geloof, niet belangrijk zijn, dat het niet uitmaakt wat je precies gelooft, dat goed en kwaad niet uitmaken. Het probleem met de theorie is alleen dat je zelf als persoon makkelijk buiten schot blijft. En dat is precies wat God niet wil. Hij wil dat jij als persoon met huid en haar betrokken bent bij wat je gelooft, dat je met hart en ziel en handen gelooft, niet alleen maar met je hoofd. Dat je het voelt, dat het je raakt, dat je je realiseert dat je dikke ik zo vaak in de weg staat als je God en je naaste wilt liefhebben, dat er wel wat van die dikke ik af geschaafd kan worden (en dat doet pijn!), dat je jezelf geeft aan Hem en je naaste.
Net zoals God ook geen goeie theorie gaf om ons te redden, maar zichzelf. Dát is liefde. Niet per se precies weten hoe het zit, oordelen wat goed en fout is, maar barmhartigheid, genade, lijden om en met een ander, gevende liefde, je handen en voeten vies willen maken. Dan lijken we op God, die liefde ís.
NALEVEN
We hebben wat liefde betreft denk ik nog heel wat te leren als christenen. Ik in ieder geval wel. De meeste mensen zullen, als je ze vraagt welk woord als eerste in ze opkomt bij het woord ‘christenen’ niet direct ‘liefde’ noemen, vermoed ik zo.
Ik moest hieraan denken toen ik laatst op Netflix naar een documentaire keek over vier Amerikaanse abortusartsen. Of eigenlijk vijf, maar een van hen werd vermoord door anti-abortusactivisten.
In de documentaire vertelden de artsen over hun werk, over de dilemma’s, over de problemen van de vrouwen met wie ze werken, over de haat en de doodsbedreigingen die zij en hun gezinnen voortdurend over zich uitgestort krijgen. De docu liet ook zien hoe de artsen spraken met vrouwen die hun klinieken bezoeken, hoe ze aandachtig luisterden naar de vrouwen die geen andere mogelijkheid zagen dan hun zwangerschap te beëindigen, vaak vanwege ernstige afwijkingen bij hun ongeboren kind. En hoe christenen buiten de kliniek protesteerden door te bidden, leuzen te roepen en met borden met gruwelijke foto’s rond te lopen.
In een van de scenes was een vrouw aan het woord bij wie een zwangerschap beëindigd was vanwege zo’n met het leven onverenigbare afwijking. Ze was intens verdrietig en tegelijk vertelde ze dat ze heel dankbaar was voor hoe ze in de kliniek opgevangen was. ‘Everybody here is so loving, I’ve never met people more loving and caring. And I listen to the people out there shouting at you from the outside, and I think like the exact opposite is happening at the inside of the building.’
Au…
Deze vrouw vond zorg, barmhartigheid, een luisterend oor bij de mensen van een abortuskliniek en niet bij de christenen die aan de overkant van de straat stonden. De barmhartige abortusarts. Ze ervoer christenen als mensen die alleen maar op een afstand riepen dat het fout was wat ze deed. Natuurlijk is het te makkelijk en te kort door de bocht om de abortusarts als de good guy af te schilderen en de protesterende christenen als de bad guys. Want liefhebben en barmhartigheid hebben natuurlijk ook alles te maken met het opkomen voor de rechten van zwakkeren, dus ook voor de rechten van ongeboren kinderen. God wil het leven voor ons en onze kinderen en die christenen tegenover de kliniek hadden ongetwijfeld het beste voor met de vrouwen die de kliniek bezoeken. Maar ze waren – hoewel ze het gelijk misschien nog zo aan hun kant hadden – niet bereikbaar voor deze vrouw in nood.
Het zette mij aan het denken: hoe barmhartig, genadig, liefdevol en bereikbaar ben ik voor mensen die hulp nodig hebben, die in de shit zitten? Ben ik (hoe goed bedoeld ook) vooral op een veilige afstand bezig in mijn eigen christelijke kringetje waar we de theorie prima op orde hebben en precies weten wat goed en fout is en vel ik oordelen over wat anderen zouden moeten doen, of wil ik liefhebben, mezelf geven aan die ander, wil ik geconfronteerd worden met hartverscheurende dilemma’s, met pijn, wil ik met beide voeten in de modder staan? Schud ik afkeurend mijn hoofd bij het zien van al die halfblote mensen bij de Gay Pride, of word ik vooral geraakt door de eenzaamheid van jongeren (in en buiten de kerk) die worstelen met hun geaardheid? Gooi ik een steen naar iemand die een zootje heeft gemaakt van zijn of haar huwelijk of zak ik naast hem of haar neer tussen de brokken en vraag ik Jezus of Hij er ook bij wil komen zitten? Wordt mijn leven gekleurd door liefde, genade en barmhartigheid? Door Gods liefde, genade en barmhartigheid? Moeder Theresa zei al: ‘Drie dingen in het leven zijn belangrijk: het eerste is vriendelijkheid; het tweede is vriendelijkheid; het derde is vriendelijkheid.’
Jezus was vol van goedheid en waarheid (Johannes 1:14). Het een kan niet zonder het ander. Ik kan nog zo vol zitten van de waarheid, als mijn leven niet allereerst gekleurd wordt door goedheid en liefde, zal die waarheid nooit iemand bereiken. Ik hoop en bid dat wij als zijn volgelingen zoveel goedheid en liefde laten zien dat mensen door ons de Waarheid in eigen persoon, Jezus, ontmoeten.