“Ik zie mama in jouw ogen,” zei mijn tweejarige dochter toen ze me recht aankeek met haar blauwe kijkers. Het ontroerde me. Blijkbaar zag ze in mijn ogen een weerspiegeling van wie ik ben, een vertrouwde blik. Haar eigen mama.
Het ontroert me als ze tegen me aan kruipt, haar duim in haar mond steekt en geborgenheid zoekt. ’s Avonds in bed wil ze niets liever dan nog even dicht tegen mama aan kruipen om warm te worden en met een veilig gevoel te gaan slapen. Ik voel me gezegend. Ik voel me onmisbaar. Maar ik voel me ook heel kwetsbaar.
Want kunnen mijn twee armen haar beschermen tegen gevaren op de weg? Kan ik voorkomen dat ze nooit een nare opmerking naar haar hoofd geslingerd krijgt? In wat voor wereld groeit mijn kind op? Door de aanslagen van afgelopen week word ik bevestigd in mijn kwetsbaarheid. Want ik heb de veiligheid van mijn kinderen niet in de hand. Ik kan er niet voor zorgen dat ze hun hele leven in vrede leven.
Zal ik ervoor wegrennen, vluchten naar een eenzame boerderij op een eiland? Waar geen pestkoppen wonen, geen haatzaaiers, geen mensen met slechte bedoelingen. Of zorg ik hier voor vrede, voor een veilige basis en een warm huis? Dan maak ik mijn dochter weerbaar en sterk, zorg ik dat ze staat voor haar overtuiging. Dat ze kracht haalt uit God, haar veiligheid vindt in Jezus, elke dag nieuwe moed krijgt en durft te zijn wie ze is. Dat mensen haar ‘ik’ zien weerspiegeld in haar blauwe ogen.
Als ze opgekruld in mijn armen ligt met haar hoofd tegen mijn borst, dan bid ik ervoor. Om kracht, om water in een brandende wereld, om verandering, om vrede.
En dan dank ik God dat de wereld van mijn dochter nu nog nauwelijks groter is dan de vier muren van ons huis en vier liefdevolle armen van haar ouders.
‘Ontzag voor de HEER geeft een krachtig vertrouwen, het biedt je kinderen een schuilplaats.’ Spreuken 14:26