De mooie Zeeuwse wateren tellen een heel aantal sluizen. Een sluis is simpel gezegd een bak met water met aan beide zijden een deur, waardoorheen het schip van een lager naar een hoger niveau wordt gebracht. Of omgekeerd. Het schip in de sluis ligt stil. De schipper moet geduldig wachten tot het juiste waterniveau is bereikt. Pas dan kan hij zijn reis vervolgen.
In de Bijbel komen we het woord ‘hemelsluizen’ tegen. (NBV) Ook dat heeft met water te maken. Toen God de hemelsluizen opende liet hij het veertig dagen en nachten plenzen van de regen. Onophoudelijk. Noach had geen buienradar bij de hand. Hij kon maar één ding: wachten. Heel geduldig afwachten. Dag in dag uit.
Ook in onze levenssluis kan het gevoelsmatig lang en veel regenen. De ene plensbui is nog niet overgewaaid of de volgende wolkbreuk stort zich alweer over je uit. Misschien wacht je al heel lang op een droge periode, aangevuld met wat hemelse zonneschijn en zegeningen. En verzucht je: hoelang nog? Hoelang nog wachten op genezing? Of hopen op een wonder?
Nee, wij hebben geen inzicht in Gods buienradar. Maar soms komt Gods zegen door regen naar ons toe. En heelt Hij ons door alle tranen heen.
Tekst: © Zandkorrels (Zij en Zeeuws)