Daar lig ik dan, op mijn ligstoel op het strand. Het water van de zee is zo azuurblauw dat geen fotoshopprogramma het zou kunnen overtreffen. Ik sla mijn zomerglossy dicht, wrijf mijn armen en benen in met zonnebrandcrème, sluit mijn ogen achter mijn modieuze zonnebril en soes langzaam weg. Dat wil zeggen, dat is de bedoeling.
Opeens verandert de binnenkant van mijn oogleden op miraculeuze wijze in een projectiescherm waarop mijn huis verschijnt. Eerst de uitpuilende wasmand, vervolgens de onopgemaakte bedden en ten slotte de vaatwasser die ik vergeten ben uit te ruimen…
De lange autorit met twee oververhitte volwassenen voorin en twee ongedurige kinderen achterin is vervolgens ook geen pretje. Maar nu, een uurtje of wat na aankomst, moet het gewoon gaan lukken. Ik moet genieten. Ik moet ontspannen. Ik ben immers op vakantie… Alles werkt mee – het weer, de omgeving – alles, behalve ikzelf. Mijn lijf lijkt wel een strakgespannen snaar die elk moment kan knappen. En mijn geest maakt overuren, in plaats van zich over te geven aan de loomheid van het moment. Wat doe ik in vredesnaam verkeerd?
Omringd door de uitgestrekte zand- en watervlakte en het nooit aflatende geruis van de branding kijk ik omhoog en denk aan God. Zo oneindig groot, Schepper van al dat moois… En ik, niet meer dan een stipje in dat alles. Ik kon me zomaar voorstellen dat er mensen zijn die denken dat God te groot is om Zich met ons bezig te houden.
Ik pak mijn Bijbel, die openvalt bij Psalm 139, en mijn blik gaat naar vers 9 en 10: Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou Uw hand mij leiden, zou Uw rechterhand mij vasthouden.
Ja, besef ik, ook al ben ik maar een stipje in het heelal, ik mag weten dat Hij mij kent, dat Hij me hier ziet zitten… Dat Hij me altijd ziet zitten, letterlijk en figuurlijk! Dan lees ik verder en weet opnieuw zeker dat Hij mij heeft gewild en met mij verder wil. Dat Hij mij vasthoudt, waar en hoe dan ook.
Als Gods gedachten bezit van mij nemen, kunnen rust en ruimte eindelijk hun werk gaan doen. Hij voert mij immers naar vredig water – niet alleen tijdens mijn vakantie, maar ook straks, als de drukte van het dagelijks leven zich weer aan me opdringt. Hij geeft mij nieuwe kracht!
Om stil van te worden…
Hoe rijk zijn Uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal,
ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn!
(Psalm 139: 17-18)