De HEER laat het werk van Zijn handen niet los.
(Psalm 138:8, NBV)
BIJBELGEDEELTE
Als ik middenin de benauwdheid verkeer, maakt U mij levend; U strekt Uw hand uit tegen de toorn van mijn vijanden, Uw rechterhand verlost mij. De HEERE zal Zijn werk voor mij voltooien; Uw goedertierenheid, HEERE, is voor eeuwig; laat de werken van Uw handen niet los.
(Psalm 138:7-8, HSV)
UITLEG
Elke keer als ik voorga in een kerkdienst begin ik de dienst met de bemoedigende woorden: Onze hulp is in de Naam van de Heer, Die hemel en aarde geschapen heeft, Die trouw houdt tot in eeuwigheid en nooit loslaat het werk van Zijn handen. Heerlijke woorden vind ik dat. We kunnen ons namelijk geen betere hulp wensen dan de machtige God, de Schepper van de hemel en aarde en vooral ook: Schepper van ons mensen! Wij zijn het werk van Zijn handen en dus zijn het bemoedigende woorden. Hij laat ons nooit los!
Maar er valt nog veel meer over te zeggen. Daarvoor neem ik je graag even mee naar vers 7 en 8 van Psalm 138. In die verzen wordt iets verteld over het werk van Gods handen. Ditmaal zijn die handen niet aan het scheppen, maar aan het redden. We lezen er iets over de wijze waarop God Zijn prachtige Schepping – die in handen van de duivel was gevallen – daar weer uit redt.
In deze psalm gaat het over David, een schepsel van God. We lezen wat er gebeurt als hij ‘wandelt in het midden van benauwdheid’. De Hebreeuwse woorden die hier worden gebruikt, geven een situatie aan waarin geen hoop meer was, waarin de adem – het leven – bijna ontnomen werd. David kwam geregeld in zulke situaties. Maar nooit hoefde hij te vrezen voor zijn leven. Want God was daar telkens op het juiste moment om hem te redden.
Het is prachtig beschreven hoe Hij dat deed: met twee handen. Zijn ene hand strekte hij uit tegen de toorn van de vijanden van David. Hij deed dat met gezag. Door dat gebaar werden de vijanden ‘onttroont’, uitgeschakeld. Met zijn andere hand – zijn rechter – redde hij David.
Als ik dit zo lees, komt er bij mij een beeld op van een ridder die zijn geliefde prinses redt uit handen van een barbaarse vijand. De prinses is gevangen genomen. Dan ineens is de prins daar, in het midden van het hol van de leeuw. Met zijn ene hand schakelt hij die vijand uit, met zijn andere hand redt hij de prinses en neemt haar mee naar een veilige plaats.
Die vijand, dat is de duivel en die prinses dat zijn wij. De ene is verslagen, de ander gered!
NALEVEN
Toen we tot geloof kwamen, zijn we dankzij het werk van Gods handen gered uit de macht van de duisternis en overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon. Het is door Jezus Christus dat Hij ons gered heeft. Hij is namelijk Gods reddende Rechterhand. Zijn bloed heeft ons redding gebracht: de vergeving van zonden. Hij is ‘hiertoe geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel zou verbreken’.
Dat rijk van de Zoon waar we naar zijn overgebracht, is prachtig. Het is een rijk van licht, met een ongekende overvloed voor ons. Maar hoewel we kinderen van het licht zijn, blijft het een voortdurende uitdaging om die overvloed waarin God ons wil laten delen, te durven ontvangen en toe te eigenen. Hoe komt dat? Onder andere omdat de duivel nog steeds op ons loert en ons –hoewel we zijn gered – probeert te beroven van een dagelijks blij en overwinnend leven in Christus. Hij probeert ons het zicht te ontnemen op de waarheid van de beloften van God, die ons laten zien welke vrijheid en zegeningen ons in Hem geschonken zijn.
Maar, gelukkig mogen we ons veilig weten in de handen van God en Zijn Zoon, Die Goddelijke Held! Het werk van Zijn handen gaat door, Hij beschermt ons, strijdt voortdurend voor ons en schakelt het werk van de duivel in ons leven uit.
Bid dat jouw ogen de komende weken geopend mogen worden voor het werk dat God door Zijn geliefde Zoon in je leven doet, zodat je steeds meer je kracht en rijkdom in Christus ontdekt.
Hij laat nooit los het werk van Zijn handen!