Hebreeën 11 begint als volgt: Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen. (vers 1-2)
De volgende achtendertig verzen gaan over mensen uit vroeger tijden die hun geloof trouw bleven; ze leefden vanuit de grondslag voor alles waarop ze hoopten, ook al konden ze dat niet zien. Ze vertrouwden erop dat God, de Enige die altijd trouw is, de beloften die Hij hun gedaan had zou vervullen. Ze gedroegen zich alsof er nooit ook maar enige twijfel over bestond dat Hij dat zou doen.
Vervolgens begint Hebreeën 12 met het antwoord op de vraag ‘en wat nu?’ Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. (Hebreeën 12:1-2)
Onze God was met zijn volk in oorlog, ballingschap, vervolging, onzekerheid en verlatenheid. Vandaag is Hij nog steeds met ons. Dat is wat die menigte van getuigen ons toeroept terwijl wij onze wedloop lopen. God is met jou. Als we die getuigenissen in ons hart en in ons hoofd houden, kunnen we volhouden in de wedloop die voor ons ligt. Zij staan om ons heen, maar Jezus gaat ons voor. Wij houden ons oog op Jezus gericht, want Hij is de grondlegger en ook de voltooier van ons geloof.
Duizenden jaren nadat die mannen en vrouwen uit het Oude Testament leefden, kunnen wij dus nog steeds van hun voorbeeld leren. We kunnen leren om te leven vanuit de vaste grond voor onze hoop. We kunnen leren om te vertrouwen op Hem die trouw is.
© Geloofshelden (Beth Moore, e.a.)