Rust. Stilte. De wind horen ruisen en de regen tegen je raam horen slaan. Met een bakkie thee kan ik dan heerlijk voor me uit staren en nadenken over m’n leven. In wat voor seizoen leef ik nu eigenlijk? Jazeker, wanneer ik naar buiten kijk, zie ik de eerste tekenen van het voorjaar al verschijnen. De shawls gaan de kast in en de viooltjes worden in de tuin gezet.
Ook geestelijk gezien kun je in een bepaald seizoen zitten. In de herfst van je leven bijvoorbeeld. Stormen lijken te komen en te gaan, kou zorgt voor de nodige bibbers en je moet goed gekleed de deur uitgaan om niet zomaar omvergeblazen te worden. Of de koude en doodse winter, alles lijkt afgestorven, zonder hoop en verwachting. De kou dringt door tot op je botten en de slaap kun je s nachts niet vatten omdat je voeten maar niet warm worden. En zo heb je vast ook wel een voorstelling bij de lente en de zomer.
Als ik kijk naar mijn single-zijn, komen ook alle seizoenen regelmatig voorbij. De stilte die aanwezig is wanneer ik niemand in mijn leven heb met wie ik mijn leven zou willen delen voelt soms ontzettend koud aan. Het feit niet mijn leven te kunnen delen met iemand, en mezelf daarbij warm en geborgen te weten maakt dat soms de veelkleurigheid uit mijn leven verdwijnt. Een moment van hopeloosheid, van niet gekend zijn, van eenzaamheid geeft dan weinig vreugde.
Maar hoe snel kan dat voorbij zijn wanneer ik iemand ontmoet waar ik een klik mee heb. Iemand die me aan het lachen krijgt en waarin er hoop ontstaat dat er iets moois aan het ontkiemen is. Vanuit de koude diepe gronden van mijn hart ontstaat er een stuk warmte. Iets moois is aan het ontkiemen en ik bloei dan letterlijk en figuurlijk op! De mooie tijden die je samen beleeft komt tot bloei in de zomer en wellicht mag je daar de vruchten van plukken…
Maar op momenten dat het niet zo is kun je zo overvallen worden door een stevige herfstachtige stortbui waarbij alle hoop in de goot verdwijnt en wegspoelt. Dat je je hart moet wapenen tegen teleurstelling en pijn. Dat single-zijn, met al haar onvervulde verlangens, iets is wat je dagelijks meeneemt als last.
Niet lang geleden hoorde ik een overdenking over Hooglied 2:10-13. Een prachtig gedeelte waarin een liefdeslied gezongen wordt voor een vrouw, een jonge vrouw. ‘Kom mooi meisje, kom!’ zegt de Liefste. God wil mijn Allerliefste zijn, Degene aan Wie mijn hele hart toebehoort. Hij is Degene Die me wil laten zien hoeveel mooie dingen er in elk seizoen liggen. De prachtige regenbogen van Zijn belofte in het najaar tussen de buien door, de schittering van de zon in de sneeuw, het opkomen van het graan die de winterperiode nodig gehad heeft om tot ontkieming te komen.
Sta op mooi meisje en kom! Kom tot het hart van de Vader! Van jouw Liefste! Niet door bezig te zijn, of om weg te lopen van datgene wat er leeft in je hart, maar door stil te zijn. Om met een bakkie dampende thee en kaarsjes aan te luisteren naar de herfststormen buiten je woonkamer. Om te luisteren naar datgene wat jouw Liefste tegen jou wil zeggen. Wat Hij je wil tonen in het seizoen van je leven waarin je nu zit, zodat je Hem mag volgen in de weg die goed is.