Op een druilerige middag in de voorjaarsvakantie loop ik met mijn dochter door het centrum van onze stad. Ondanks de regen zijn er toch aardig wat mensen aan het winkelen.
Een haveloos geklede vrouw zit op haar knieën naast een prullenbak. Ik was het ontwend: in onze wijk zie je geen daklozen en ik kom zelden in het centrum. Iets verderop spreekt een man voorbijgangers aan. ‘Hebt u misschien wat geld voor de nachtopvang?’ Hij ziet er onverzorgd uit. Iedereen loopt door; de meeste mensen nemen niet eens de moeite om antwoord te geven.
Ik blijf staan. ‘Ik geef je liever geen geld,’ zeg ik, ‘maar ik kan wel voor je bidden.’
‘Bidden?’ zegt hij verontwaardigd, ‘ik heb géld nodig! Ik moet een paar euro betalen voor de nachtopvang.’
‘Ja hè. Ik kan me voorstellen dat je met dit weer graag binnen wilt slapen.’ Ik geef hem wat kleingeld. ‘Omdat God van je houdt,’ zeg ik. ‘Weet je dat? Dat God van jou houdt?’
Plotseling heb ik zijn volle aandacht. ‘God? Houdt Die van míj? Nee, dat wist ik niet. Houdt God van iederéén dan?’
‘Ja, Hij houdt van iedereen. Maar Zijn liefde voor jou is heel persoonlijk. Hij weet wat je bezighoudt en wat je nodig hebt.’
‘O, nee, dat wist ik niet. Maar wat ik nou zou willen weten, is wat het verschil is tussen protestants en katholiek. En dan heb je nog evangelisch. Wat is het verschil?’
Ik leg uit, dat het belangrijkste niet is hoe een kerk heet, maar dat hij naar een kerk gaat waar mensen hem helpen om God beter te leren kennen.
‘Ja… en dan hebben ze Jezus. Jezus is doodgegaan, maar daarna is Hij opnieuw geboren of zo, toch?’
‘Ja, Hij gestorven aan het kruis, maar Hij is weer opgestaan. Weet je waarom Hij dat gedaan heeft?’
‘Nee, dat weet ik niet.’
‘Omdat Hij van je houdt. Hij is gestorven om de straf voor al je zonden te dragen.’
‘O… dat had ik nooit gehoord.’ Hij is nu zichtbaar geboeid. ‘Maar als ik nu zou willen bidden, hè, hoe doe je dat dan? Ik weet niet hoe dat moet. Ik heb dat nooit geleerd.’
‘Zal ik het je voordoen?’ stel ik voor.
Dat lijkt hem wel wat. Hij wil God wel leren kennen, en iemand die zijn zonden gedragen heeft, dat lijkt hem ook wel fijn. Tot mijn verrassing wil hij graag God vragen om in zijn leven te komen. Ik stel voor dat hij mij dan nabidt. Ik leg uit, dat het belangrijk is dat hij zijn hart op God richt. Hij knikt begrijpend. Ik doe hem voor hoe hij kan bidden en hij zegt mij na. ‘Dank U dat U mijn zonden gedragen hebt. Ik wil graag bij U horen. Wilt U mij helpen om U beter te leren kennen?’
Daar staat hij dan, onverzorgd, dakloos, maar met in zijn hart het begin van een heel nieuw leven. Ik vertel dat hij zo, heel gewoon in zijn eigen woorden, elke dag aan God kan vertellen wat hem bezighoudt en wat hij nodig heeft. God heeft een beter plan voor hem dan dit leven op straat. Als hij vanaf nu alles met Hem gaat delen, en een kerk zoekt waar mensen hem helpen om God beter te leren kennen, zal God hem stap voor stap gaan leiden, op weg naar een hoopvolle toekomst.
Esther schreef mee aan Kom op adem, een dagboek dat je elke dag uitdaagt om je rust bij God te vinden. De stukjes zijn bewust kort en nodigen uit om even niets te hoeven, maar gevuld te worden met de vrede van God. De rode draad wordt gevormd door de namen en eigenschappen van God. Daardoor ligt de focus niet op iets dat lezers moeten doen, maar op stilte en verwondering.