Nog 27 dagen en dan is het Pasen. Zie je er ook al naar uit? De winkel ligt vol met chocola en vrolijke versieringen, de krokussen buiten maken het helemaal af. Pasen, het feest van nieuw leven.
Maar eerst is het nog lijdenstijd, of veertigdagentijd, of vastentijd. Een periode om bewust met je geloof aan de slag te gaan: iets los te laten dat je tijd en energie opslokt, meer te bidden of met de kinderen een project te doen of iets te maken. Er zijn allerlei leesroosters in omloop, mooie boekjes te koop en inspirerende blogs te lezen. Mag ik eens vragen: Lukt het een beetje? Komt het van de grond?
Om eerlijk te zijn: bij mij niet.
In mijn studententijd ben ik met vasten begonnen. Ik koos ieder jaar wel iets dat ik wilde laten staan: alcohol, beeldschermen, koffie (vooral het laatste was moeilijk). In ons gezin zoek ik naar creatieve vormen. We hebben van alles gehad: stenen en doorntakken, een houten kruis, iedere zondag een thema, een verdrietmuur. Maar dit jaar lukt het niet. Ik had ideeën voor een project, ik heb verschillende leesroosters in huis en er liggen volop materialen van voorgaande jaren, maar er is niets in praktijk gebracht. Het gewone leven slokt me op. De schoorsteenmantel blijft leeg en de aftelkalender staat nog op veertig.
In de weken voor Pasen beschouwt Willem Jan Otten in Trouw vijf films die bij de veertigdagentijd aansluiten. In zijn inleiding daarop (op 31 januari) beschrijft hij eerst het kerkelijk jaar. Eén zin raakte me bijzonder: ‘Het christelijk geloof voorziet in de voortdurende mislukking van haar beoefenaars.’
Diezelfde boodschap klonk in de aswoensdagviering die we wél bezochten. Een oecumenische viering waarin protestantse gemeenten samen met katholieken en oud-katholieken optrokken om de weg naar Pasen te beginnen. Het was voor het eerst dat ik het meemaakte en we (ik had twee kinderen bij me) keken onze ogen uit. In de kerk stond een grote schaal droge takken. De palmtakken van vorig jaar. Een dominee legde uit: ‘Die palmtakken symboliseren ons enthousiasme waarmee we Jezus hebben ingehaald in Jeruzalem. Maar dat enthousiasme bleek niet van lange duur. Na palmzondag kwam Goede Vrijdag.’
De viering begint met het verbranden van die takken: ons falende enthousiasme, onze lauwheid, ons druk zijn, de leegte in ons hart. Het wordt allemaal verbrand. Prachtig is het gebed dat daarbij wordt uitgesproken: Niet om te oordelen zijt Gij gekomen, God, maar om te zoeken wat verloren is, om te bevrijden wie in schuld en angst gevangen zijn, om ons te redden als ons hart ons aanklaagt.
Later mochten we naar voren komen en kregen we met de as van onze mislukking een kruis op ons voorhoofd. God begint opnieuw, juist met wat bij mij niet gelukt is. Ook het berouw en de inkeer, het hangt niet van mij af. Ik krijg het cadeau, als een kruis op mijn voorhoofd, als een teken van Zijn hand. Zoals A.F. Troost dichtte (LB 894):
‘Wanneer ik zoek naar woorden
en niets dan stilte vind, (…)
dan ben ik al gevonden,
voordat ik U niet vind.’
Het lukt niet echt, de veertigdagentijd dit jaar. Maar gelukkig hangt het daar niet van af.