De kinderen die vaak bij ons aanschuiven, hebben de gewoonte om na hun eerste bord nog een keer op te scheppen, om vervolgens een bord halfvol met eten te laten staan. Daarom spreekt Ralf, mijn man, op een dag bij het ontbijt met een van hen, Ricardo, af dat hij niet meer mag nemen dan hij op kan.
Later, tijdens het avondeten, hebben we een goed gesprek. Ricardo heeft twintig euro gekregen van een man die Hassan heet. Hij beweert vergeten te zijn wat hij ervoor moest doen, ‘maar het mocht wel van de politie’. Het geld heeft hij uitgegeven aan snoep.
Ik vind het verdacht als een jongetje twintig euro krijgt voor een klusje en omdat Ricardo duidelijk niet van plan is meer los te laten, besluit ik wat voorlichting te geven: als mannen je dingen willen laten doen voor geld, kun je dat beter niet doen. Als ze je bijvoorbeeld iets willen laten wegbrengen of ophalen, kunnen ze wel zeggen dat het wel mag van de politie, maar dat is dan niet waar. Het mag niet. En je moet ook nooit je kleren uitdoen voor geld of iets voor hen doen als zij hun kleren uitdoen. Dan gaan ze je pijn doen, of ze laten je dingen doen waar je later spijt van krijgt. Hij knikt instemmend. ‘Maar dat is niet gebeurd,’ stelt hij me gerust, en door de manier waarop hij dat zegt, geloof ik hem.
Veel wijzer word ik verder niet van hem. Hij snapt wat ik zeg, maar uiteindelijk doet hij meestal wat zijn impulsen hem ingeven. Sommige kinderen zijn zo kwetsbaar: als iemand hen aandacht geeft of geld aanbiedt, zijn ze tot bijna alles bereid.
Ik geef hem een knuffel, laat het onderwerp rusten en we eten gezellig verder. De kinderen vertellen over hun schooldag, er wordt gelachen en op verzoek van mijn dochter steken we de sfeerhaard aan. Ricardo schept nog een keer op en eet lekker verder. Maar na een paar minuten stopt hij en kijkt zoekend om zich heen.
‘Ben je iets kwijt?’ vraag ik.
‘Nee, ik, eh…’ En dan valt zijn blik op het vuur in de sfeerhaard. ‘Eh, met de kachel aan kan ik niet meer eten.’
Tja, je moet wat als ‘ik zit vol’ niet meer mag… ‘Het is ook wel een flink vuur, hè? Ik snap wel dat je geen hap meer door je keel krijgt,’ zeg ik, en ik grinnik. Ricardo lacht ook.
‘Laat maar staan dan. De volgende keer zal ik je eraan helpen herinneren dat je minder moet opscheppen, en vanaf dan gaan we ons er echt aan houden.’
Opgelucht zet hij zijn bord neer.
De volgende dag neemt hij een beetje minder en eet zijn bordje keurig leeg. Hij straalt van trots. ‘Kijk, Esther!’ En nadat ik het gezien heb: ‘Ralf, ik heb ’t helemaal op.’ Ralf is ook trots op hem.
Het lijkt onbeduidend bij de grote dingen in zijn leven, maar ik denk dat het helpt om zelfbeheersing te leren in de kleine dingen. We strooien goed zaad en blijven het water geven met liefde, zodat Ricardo zich kan ontwikkelen tot een man met karakter.